441 - Stevig in je schoenen
Iets luchtiger moet de
column in de krant worden, zei één van mijn naasten. Maar ik ben nu
eenmaal regelmatig somber en verdrietig. Ook die gevoelens teken ik op
en laat ze in de vorm van een column wekelijks digitaal lezen aan
familie en vrienden.
Maar de krant verdient dus een lichtvoetiger tekst. Is het vreemd dat
ik dan aan schoenen moet denken? Aan mijn nieuwe, om precies te zijn.
Het zijn forse, orthopedische laarsjes, waarbij de term ‘lichtvoetig’
niet echt op zijn plaats is.
Aan schoenenwinkels schenk ik al jaren geen aandacht meer. Ik loop er
met een grote boog omheen. Oh nee, ik kan niet lopen, dat is waar ook!
Dat is dan ook de reden van mijn desinteresse.
‘Als je niet kunt lopen, waarom draag je dan eigenlijk schoenen?’ Die
vraag lijkt logisch, maar is hij niet. Ik kan namelijk nog wel
enigszins staan, mits ik stevige schoenen draag. Zodoende kan ik de
‘transfers’ (van de ene stoel in de andere bijvoorbeeld) nog maken
zonder een tillift te hoeven gebruiken.
Bovendien zorgt dit stevige schoeisel ervoor dat mijn voeten zo veel
mogelijk in een normale stand blijven en geen spitsvoeten worden.
Daarvoor moeten de laarsjes op maat worden gemaakt; arbeidsintensief en
dus kostbaar.
Één keer in de drie jaar mag ik nieuwe schoenen aanvragen, wat gezien
de kosten redelijk is. Het vorige paar kreeg ik zeven jaar
geleden; een grootverbruiker ben ik dus niet. Maar als je steeds denkt
niet lang meer tijd van leven te hebben, waarom zou je dan nog dure
schoenen laten maken?
Toch zijn ze er weer, ditmaal mooie rode. Lichtvoetig van kleur in
ieder geval en daar word ik een beetje vrolijk van. Kan ik wel
gebruiken in tijden van zwaarmoedigheid. Om de ziekte die ik heb, aan
te kunnen, moet je per slot van rekening stevig in je schoenen staan!
442 - Blij met de mooie momenten
Wat is het toch verdrietig
dat ziekte en dood bestaan. Dat we als de leeftijd vordert (en soms al
veel eerder) gebreken krijgen of worden getroffen door akelige
aandoeningen, om vervolgens te verdwijnen in het grote NIETS. Waarom in
godsnaam?
Het doet zoveel pijn allemaal… Afgelopen jaar waren ziekte en dood
akelig nadrukkelijk aanwezig in mijn omgeving en het trof enkele veel
te jonge en mij dierbare mensen. Het zou verboden moeten worden. Gewoon
allemaal eindeloos doorleven, is mijn motto!
Maar ach, ik zal toch moeten berusten in de wetenschap dat verval bij
het leven hoort; mijn eigen lamme lijf is daarvan het pijnlijke
voorbeeld. Verzet heeft geen zin, dus is het beter om opgewekt 2015 in
te stappen.
En blij te zijn met de mooie momenten die het voorbije jaar heeft
gebracht. Blij ook met de dagen dat ik me goed voel en met de fijne
mensen om me heen. Blij met de gezellige kerstdagen met de zoons en
goede vrienden. Ondanks tegenslag tevreden zijn met wat je hebt is een
gave, een kunst.
Bent u trouwens ook zo benieuwd wie de volgende Utrechter van het Jaar
wordt? Het fenomeen is al haast een traditie, terwijl deze krant deze
verkiezing pas voor het derde jaar organiseert. En de eerste Utrechter
van het Jaar was ik!
Ook zo’n gebeurtenis om vrolijk van te worden. En trots. Want je krijgt
die titel tenslotte niet zomaar. Je moet iets speciaals hebben
gepresteerd, waarvan de Utrechtse gemeenschap rijker werd. Kennelijk
vonden de lezers van de krant dat ik daaraan met mijn columns voldeed.
Over drie dagen weten we wie dit jaar de gelukkige is. Wordt het Jeroen
Wielaert, als beloning voor zijn inzet om de Tour de France naar
Utrecht te halen of Rachel met haar 365 dagelijkse goede daden? Of
Kyteman die Tivoli een nieuwe bestemming gaf? Eigenlijk word ik van
alle initiatieven vrolijk en verdient iedereen de prijs!
443 - Godzijdank is het bijna februari
‘Blue Monday’ is een begrip waarvan
ik tot voor een paar jaar geleden nog nooit had gehoord. Het bestaat
ook pas sinds 2005 en het gaat over de derde maandag van januari. Dan
komt iedereen tot het treurige besef, dat geen van de goede voornemens
van het nieuwe jaar tot resultaat hebben geleid.
Vakanties zijn nog ver weg en tel dat op bij de donkerte van de dagen
en je kunt op je klompen aanvoelen, dat een mens daar depressief van
wordt. Bij het begin van 2015 heb ik het steviger aangepakt. Ik heb er
meteen maar een ‘Blue Month’ van gemaakt. En aan goede voornemens ben
ik überhaupt niet begonnen.
De ALS heeft al een flinke aanslag op mijn gestel gedaan en ik hou mijn
hart vast voor een simpele griep. Met een wild proestende en
snotterende echtgenoot in huis is het een kwestie van wachten op
besmetting. En wat doe ik dan?
Heel stoer heb ik een poos geleden laten vastleggen, dat ik afzie van
verdere behandeling als ik bijvoorbeeld moet worden gereanimeerd. De
kans is dan namelijk groot, dat ik voor de rest van mijn leven aan de
permanente beademing zit en dat wil ik niet.
Maar zoveel valt er niet te willen en kijk hoeveel ik al heb
geïncasseerd. Onvrijwillig. Stel dat de griep mij te pakken krijgt,
moet ik me dan maar (letterlijk) laten kisten? In de afgelopen Blue
Month dacht ik van wel.
Het lamme lijf wordt mijn hulpverleners te zwaar en dat betekent nieuwe
aanpassingen, zoals een tillift. De veranderingen in de gezondheidszorg
maken het leven er ook niet makkelijker op.
Tel daarbij op de huis-, tuin- en keukenperikelen: belastingaanslagen,
een versleten verwarmingsketel en (natuurlijk van een heel andere orde
van grootte) de trieste gebeurtenissen in de maatschappij, zoals de
aanslag in Parijs, en mijn dip lijkt gerechtvaardigd. Maar: Godzijdank
is het bijna februari en de sneeuwklokjes bloeien al…!
444 -'Oewai!'
Het was een mooie tentoonstelling in
het Singer Museum in Laren. Dat uitstapje met mijn broer en schoonzus
wilde ik mezelf niet ontzeggen, ondanks mijn ongelukkige val van die
ochtend. En toen ik eenmaal in mijn stoel zat, ging het eigenlijk wel
weer.
Maar wat had mijn linker heup zeer gedaan, toen Harry, Kees en de hulp
me optilden van de overloop en op het trapliftstoeltje zetten en
onderaan de trap in mijn rolstoel. ’s Avonds was de pijn nog erger, dus
toen voelde ik nattigheid.
Een gebroken heup kun je ook niet opereren, maar dan had ik de rest van
mijn leven op bed moeten doorbrengen. Dan maar het risico dat de
plaatselijke narcose naar boven zou kruipen, wat gevaarlijk zou zijn
voor mijn ademhaling.
Mijn mannen hebben die woensdag een paar angstige uren doorgemaakt en
ze waren erg opgelucht, toen ik na ruim drie uur van de uitslaapkamer
kwam. De breuk bleek gecompliceerder dan verwacht. Het was maar goed
dat ik niks voelde! Zo’n verdoving doet gelukkig wonderen, maar om nou
te zeggen dat ik de operatie ontspannen onderging. . .
Daarna begon het herstel, zonder alle aanpassingen en
communicatiemiddelen van thuis. Al snel voelde ik me gereduceerd tot
baby, compleet met babyfoon en wat ze hier netjes een
incontinentiematje noemen, maar wat gewoon een luier is. Alleen de
speen ontbrak.
Het is als moeilijk verstaanbare lamme lastig om je te handhaven in een
setting, waarin niemand je kent. Maar de verpleging en ik werden steeds
inventiever. Die babyfoon had ik bijvoorbeeld omdat ik de alarmbel niet
kon bedienen. ’s Nachts riep ik: ’Oewai! ‘ en de verpleegkundigen
werkten dan een door mij gemaakte vragenlijst af, waarbij ze
uitsluitend gesloten vragen stelden. Ik kon volstaan met ja-knikken en
nee-schudden.
Alle lof voor de zorg in het Utrechtse Diakonessenhuis en de
specialisten, die mij langer lieten blijven tot ik naar huis kon met
extra zorg en hulpmiddelen. Harry en de jongens wilden mij namelijk
niet naar een verpleeghuis sturen. Godzijdank!
445 - Wat dit lichaam aankan!
De
chirurg was dik tevreden toen ik na twee weken op controle kwam. De
wond was goed genezen en ik heb helemaal geen pijn meer aan mijn heup,
die gebroken was en waar nu een pin in zit van wel veertig centimeter.
Met mijn fysiotherapeut heb ik alweer een paar keer gestaan. Zonder
pijn. Het is wonderbaarlijk wat dit lichaam aankan! Ik ben zelf nog het
meest verbaasd over mijn eigen veerkracht. Maar tevens realiseer ik me
dat ik alles te danken heb aan mijn hulpen.
Zonder hen was mijn verblijf in het ziekenhuis vrijwel onmogelijk
geweest. De verpleegkundigen konden me met al hun inzet nu eenmaal toch
niet de zorg bieden die een volledig verlamde patiënt nodig heeft.
Elke dag om acht uur ’s morgens was één van mijn toegewijde PGB
–zorgverleners present in het Diakonessenhuis om me mijn ontbijt te
geven, het woord te voeren tijdens de doktersvisite en te assisteren
bij het wassen en aankleden.
De hele dag was iemand ‘mijn handen en voeten’ en toen er sprake was
van ontslag en opname in een verpleeghuis, fronste iedereen dan ook de
wenkbrauwen. Mijn PGB zou terstond worden stopgezet en ik zou zijn
overgeleverd aan volkomen vreemden in een onbekende omgeving.
Van dat vooruitzicht werd ik zó treurig, dat Harry en de
zorgcoördinator van het ziekenhuis plus een delegatie zorgverleners de
handen ineen sloegen om te bewerkstelligen dat ik gewoon naar huis kon.
Er kwamen een tillift en een hoog/laagbed in de woonkamer, een halve
apotheek om mijn wond te verzorgen, medicijnlijsten en een aangepast
schema, want de eerste periode moest ik door twee mensen worden
geholpen.
Onvermoeibaar pakten deze geweldige hulpen hun werk op. En zo positief
en optimistisch; daar kon ik nog wat van leren. Blij met elke kleine
stap en vast van plan om mij er doorheen te slepen. Zonder hen was het
me nooit gelukt!
446 - Mijn eigen sprookje
De magnolia in onze tuin bloeide zó
uitbundig, dat ik me in een sprookje waande. De wit-roze bloemen
straalden in het zonlicht en in de schemering leken de zwaar beladen
takken licht te geven. Een betovering van korte duur, maar geldt dat
niet voor elk sprookje?
Binnen een paar dagen ligt onder alle magnolia’s een bruinige brei van
uitgebloeide bloembladeren; krijg die stoep maar weer eens schoon. . .
Wat overblijft is een vrij onbeduidende struik. Het liefst zou ik hem
daarna flink laten snoeien, maar de herinnering aan de betovering
weerhoudt me ervan.
Een sprookje was het ook, toen ik na mijn onfortuinlijke heupbreuk weer
gewoon naar huis kon in plaats van naar een verpleeghuis te moeten.
Zodoende kon ik behalve van de magnolia ook genieten van de narcissen,
scylla’s en kievietsbloemen in mijn eigen tuin.
Maar beneden in de woonkamer slapen in een hoog /laagbed, met naast me
een tillift, is na een paar weken niet meer zo sprookjesachtig.
Integendeel; het is een ongezellige bende in huis, waarin gauw
verandering moet komen.
Dus hoop ik binnenkort mijn slaapkamer weer te kunnen betrekken. Maar
eerst moest er iets op de oude plankenvloer komen, dat is bestand tegen
al het rollend materieel. Er ligt nu stevig laminaat dat bovendien het
geluid dempt en de kamer mooi licht maakt. Een hele verbetering!
Daarnaast zijn de hulpen en ik hard aan het oefenen. Om naar boven te
gaan kan ik geen gebruik meer maken van de traplift waarop ik jarenlang
heb gezeten. Te gevaarlijk. Ik moet nu hangend in een zweeflift de trap
op.
Alsof dát niet gevaarlijk is, zult u denken. Dat hoeft het niet te
zijn, als ik maar goed in de draagzak zit die onder de lift hangt. Als
de buren straks het liedje ‘One day I’ll fly away’ horen, ben ik
onderweg naar boven. Ik maak er maar mijn eigen sprookje van.
447 - 'Ouwe hippie'
Toen ik over de oneffen keien van
onze Utrechtse binnenstad hobbelde, voelde ik me net Suster Bertken.
Zij was in 1449 Utrechts eerste kluizenares. Ze liet zich vijftig jaar
lang opsluiten in een kleine, onverwarmde cel naast de Buurkerk. Zat er
blootvoets, droeg slechts een grof kleed en at karige maaltijden. Nog
net niet geselde Suster Bertken zichzelf, toch was hier sprake van
zelfkastijding.
Tegenwoordig is elk drempeltje dat ik met de rolstoel neem een
obstakel. Laat staan de belabberde bestrating van ons
voetgangersgebied. Je moet beschikken over stevige buikspieren om alle
schokken op te vangen; en laat ik die nou net niet meer hebben.
De laatste tijd is het ook mis met mijn nekspieren, waardoor mijn hoofd
onderweg voortdurend naar voren dan wel opzij valt. Dus ben ik weer aan
het ‘dokteren’ met de instanties die verantwoordelijk zijn voor
aanpassingen voor gehandicapten.
Een zogeheten nekkraag bleek niet meer mogelijk omdat ik hoegenaamd
geen kin meer heb. Wél een enorme onderkin overigens. De nieuwe
hoofdsteun biedt enig soelaas, maar als ik in een auto zit, moet mijn
hoofd worden gefixeerd.
Het klittenband om mijn voorhoofd zat verschrikkelijk, dus probeerde
mijn jeugdige hulp een gebloemde sjaal. ‘Ouwe hippie’, zei ze
oneerbiedig, maar het werkte wel! Voorlopig hoeft er niemand naast me
te zitten om mijn hoofd vast te houden.
Het woord ‘voorlopig’ geeft aan dat deze oplossing slechts tijdelijk
is. Altijd maar die achteruitgang. . . Mijn spraak wordt ook beduidend
minder en dat is echt verschrikkelijk. Niet meer normaal kunnen
communiceren vind ik het allerergste. ALS maakt een mens totaal kapot.
Zowel van buiten als binnenin. Een meedogenloze agressor die iedereen
de baas is.
Ondanks alles tóch willen blijven leven, is dat niet de ultieme
zelfkastijding? Sommige mensen begrijpen dan ook niet dat ik alsmaar
doorga. Maar Suster Bertken had misschien ook nog de zweep ter
hand genomen...
448 - De Stille Omgang
Toen ik over de oneffen keien van onze Utrechtse
binnenstad hobbelde, voelde ik me net Suster Bertken. Zij was in 1449
Utrechts eerste kluizenares. Ze liet zich vijftig jaar lang opsluiten
in een kleine, onverwarmde cel naast de Buurkerk. Zat er blootvoets,
droeg slechts een grof kleed en at karige maaltijden. Nog net niet
geselde Suster Bertken zichzelf, toch was hier sprake van
zelfkastijding.
De Stille Omgang is een vast onderdeel van Dodenherdenking in de
binnenstad. Dit jaar liep ik mee, samen met mijn hulp Cecile. Nou ja,
rijdend in mijn rolstoel dan, hetgeen leidde tot zóveel gehobbel, dat
ik zwaar heen en weer zat te schudden.
Je moet beschikken over stevige buikspieren om alle schokken op te
vangen; en laat ik die nou net niet meer hebben. De laatste tijd is het
ook mis met mijn nekspieren, waardoor mijn hoofd onderweg voortdurend
naar voren dan wel opzij viel.
Ik weet het, ik moet aan een nekkraag beginnen. Ik heb er al twee jaar
een, maar die heb ik nooit gebruikt en nu is mijn nek te dik geworden,
dankzij mijn uitgedijde onderkin. Nee, ik word er bepaald niet mooier
op. En als dat nou alles was...
Mijn spraak wordt ook beduidend minder en dat is echt verschrikkelijk.
Niet meer normaal kunnen communiceren vind ik het allerergste. ALS
maakt een mens totaal kapot. Zowel van buiten als binnenin. Een
meedogenloze agressor die iedereen de baas is.
De tocht van Pieterskerkhof naar Domplein is kort, maar hard qua
bestrating. Dat begrijpen alleen zij echt die slecht ter been zijn, in
een rolstoel zitten of moeten duwen, zoals Cecile. ‘Voor wie doe ik dit
eigenlijk?’, vroeg ik me vertwijfeld af. ‘Voor hen, die in oorlogstijd
de strijd tegen hún agressor met de dood hebben moeten bekopen’,
antwoordde ik mezelf streng. ‘Suster Bertken zou de zweep ter hand
hebben genomen.‘
449 - Utrecht in de vroegte
Je ziet een gezin bezig met het ochtendritueel:
wassen, ontbijten, tanden poetsen, uitzwaaien naar school en werk. En
een biologische slager die in alle vroegte alvast de bestellingen in
orde maakt voordat de eerste klanten komen. Maya is er helemaal vroeg
bij. Elke werkdag verzorgt ze voor Radio M het ochtendprogramma
‘Utrecht is wakker’, dat om zes uur begint. En dan de twee uitgewezen
asielzoekers, die gebruik maken van de bed, bad en broodregeling.
Zomaar een greep uit de website ‘Utrecht in de vroegte’ van fotografe
Desiree Meulemans. Een heel jaar lang maakt ze iedere week een
beeldverhaal over de ochtendactiviteiten van allerlei verschillende
inwoners van Utrecht.
De reportage van deze week gaat over een vrouw die haar drinkontbijt op
bed krijgt met een rietje, evenals haar koffie. Met de tillift wordt ze
uit bed gehesen en na de wasbeurt hangt ze in haar zweeflift boven de
trap te lachen.
Van de week kwamen vriendinnen eten. Eén van hen schreef me later dat
ze weliswaar mijn zorgen zag, maar dat de zon doorbrak als ik lachte.
Wel fijn om te horen natuurlijk, maar zelf zie ik alleen mijn
onderkinnen op de foto’s.
En mijn breed geworden rug tijdens het wassen. En dat lamme lijf met
die dikke buik, het afstotende beademingsmasker op mijn neus. Het is
trouwens heel menselijk om te schrikken als je jezelf op de foto ziet.
Hulp Dorine klaagde direct over haar rimpels en vond bovendien dat ze
teveel in beeld was. De foto’s schetsen echter hoe mijn leven is; enkel
achter mijn laptop en ook in bed ben ik alleen. Op de één na
laatste foto van mijn beeldverhaal kun je trouwens zien waar en hoe ik
mijn columns schrijf.
Ga vooral kijken op
www.utrechtindevroegte.nl om
een prachtige inkijk te krijgen in de verschillende doodnormale,
Utrechtse levens en inderdaad: als ik lach, zie ik er gewoon vrolijk
uit!
450 - Maslow
De momenten dat ik me lichamelijk comfortabel voel,
worden steeds spaarzamer. Voortdurend heb ik het benauwd, te warm of te koud,
ben ik doodmoe of heb ik last van hartkloppingen, de katheter of van mijn
darmen.
Mijn armen worden moe en mijn handen gaan tintelen van
alsmaar dezelfde houding en door de warmte zwellen mijn voeten op. Dan weer zit
ik niet goed in mijn rolstoel: scheef of te ver naar voren.
Verder gaat steevast tussen zeven en acht uur ’s avonds mijn
neus ’aan de wandel’: ik krijg een loopneus. En verandert de ALS ook mijn persoonlijkheid of maken al
deze ongemakken me ‘gewoon’ somber?
In een vorig leven studeerde ik aan een HBO-opleiding. Ik
leerde er hoe je muziektherapeut kunt worden en vond alles interessant. Wat me
onder andere is bijgebleven van het vak ontwikkelingspsychologie, is de
behoeftehiërarchie van Maslow.
Een mens kan zich pas ontwikkelen als de primaire
fysiologische behoeften, zoals voedsel, drinken, slaap en het uitscheiden van
ontlasting, zijn bevredigd. De tweede, lagere behoefte is die aan veiligheid en
zekerheid. Een pasgeboren baby heeft hieraan genoeg om zich prettig te voelen.
Dan komen de hogere behoeften, namelijk die aan sociaal
contact, waardering en erkenning en tenslotte die aan zelfverwerkelijking. Een
volwassene kan pas tot optimale ontplooiing komen, nadat alle behoeften uit
deze piramide zijn bevredigd.
Tegenwoordig moet ik weer vaak aan Maslow denken. Eten,
de stoelgang en comfortabel in bed liggen om te kunnen slapen; niks is meer
vanzelfsprekend met mijn gemankeerde lijf. Sociale contacten worden bemoeilijkt
door mijn gebrekkige communicatie.
Tel daarbij alle andere ongemakken op en het is onderhand
een wonder dat ik nog boven mezelf kan uitstijgen. Toch blijft de drang naar
waardering en erkenning bestaan. Vandaar dat ik probeer er eens per maand nog
een lezenswaardige column uit te persen. Dat is mijn broodnodige
zelfverwerkelijking. Ik blijf tenslotte ook een gewoon mens. . .
431-440 Begin