111 - Nest
"Kijk naar ons en loop in een rechte lijn die kant op. Maar pas op, want hooguit twintig meter voor jullie moet het zijn. Over en uit". De twee verderop speurden heel voorzichtig het weiland af.
Afgelopen zondag was ik op bezoek bij weidevogelbeschermers. We stonden langs de kant van het grasland en ene Peter gaf instructies. Hij had een tureluur zien opvliegen en loodste de anderen met behulp van telescoop en portofoon naar de plek. Daar lag vermoedelijk een nest.
In het broedseizoen zitten deze echte weidevogelaars geen moment stil. Het gaat immers slecht met de kieviet, maar vooral met de grutto en de tureluur. De nesten van deze vogels liggen in het open weiland en vallen daardoor vaak ten prooi aan roofdieren en koeienpoten. Maar vooral aan maaimachines.
De beschermers zoeken de nesten en markeren ze. Meewerkende boeren, die subsidie krijgen voor elk weidevogelnest op hun land, maaien vervolgens om het broedsel heen.
"Bingo", klonk vanuit het veld. Opgetogenheid vanaf de kant. Of ik al eens een tureluurnest van dichtbij had gezien. Nee, maar daarin kwam snel verandering. Voor ik het wist, reed ik zo ongeveer horizontaal door het weiland. Peter kantelde mijn rolstoel vanwege de hobbels.
Later kreeg ik een foto thuisgestuurd. Ik zie mezelf in mijn rolstoel, kijkend naar het gras. Daar ligt, heel aandoenlijk, een kuiltje met vier kleine eitjes. 'Sterk en weerloos', waren de woorden die in me opkwamen.
Ik weet ook wel waarom: die eitjes en ik hebben veel gemeen. We zijn tot veel in staat en hebben iets in ons, wat de moeite waard is. Zonder bescherming echter zijn we nergens.
112 - Lezen
Dagelijks vallen twee kranten in onze brievenbus. Voorheen las ik er trouw elke dag tenminste één; je moet tenslotte bijblijven, nietwaar? Maar de klad zit erin; door mij ongelezen verdwijnen de kranten nu naar de papierbak.
Hoe komt dat? De belangrijkste reden is natuurlijk, dat ik niet meer zelf de krant kan pakken en de pagina's omslaan. Een krantenpagina-omsla-apparaat bestaat nog niet, dus een ander moet voor me bladeren.
Dat kan natuurlijk best, maar na twee bladzijden ben ik alweer klaar. Mijn nek wordt moe van het gebogen zitten. Leg de krant schuin, zou je zeggen, dan kan ik rechter op blijven zitten. Dat is zo, maar toch haak ik af na een minuut of tien.
Ik heb het tegenwoordig ook met boeken. Al twee maanden staat hetzelfde boek in het boekenleesapparaat. De bladzij waar ik was gebleven, is inmiddels verkleurd. Ik kan me maar niet tot lezen zetten.
Het zou flauw zijn de schuld te geven aan het leesapparaat. Door op een knop te drukken gaat er een metalen arm van links naar rechts. Een plakstrip pakt daarna de bladzijde en trekt die mee.
Maar meestal werkt de plakstrip niet. Halverwege het omslaan schiet de bladzij dan terug. Dit kan ik vervolgens beletten door mijn hoofd in het boek te steken. Echt rustig leest dat niet.
Maar het ligt niet echt aan deze lastigheden, dat ik nog maar zo weinig woorden tot me neem. Ik blijf heus wel redelijk op de hoogte dankzij radio en tv, maar toch: mijn wereld verkleint zich. En ik doe daar zelf aan mee...
113 - Geluksmoment
Zittend op mijn terras na een heerlijke middag varen op het Naardermeer ( het natuurgebied dat wordt bedreigd door een snelwegtunnel), geniet ik met volle teugen. Binnen kijken de jongens naar het voetbal, mijn moeder houdt mij gezelschap.
Ik ben warm van de zon, maar krijg er geen genoeg van. De merels zingen als gekken, de duiven koeren. Geluiden die ik al ken vanaf mijn vroegste jeugd. De witte wijn smaakt buitengewoon.
Het is goed zo. Alles is goed zoals het nu is. Nu, dit moment is het geluk. Ik ben gelukkig en besef dat. Tot in het diepst van mijn ziel ben ik me bewust van deze toestand.
De volgende dag probeer ik het gevoel van die zondagnamiddag te beschrijven, maar ineens doen allerlei andere gedachten mee. De was, het schoolexamen, de verzekeringsman, de rolstoelmonteur.
Nu is Toen geworden en nu zit mijn hoofd weer vol onrust. Maar het geeft niet, want als ik me concentreer, komt het gevoel een beetje terug. Niet helemaal, maar een fractie is al genoeg om me weer een stuk beter te voelen.
De schoolplaat van Jac. P. Thijsse werkt ook mee. Ik word blij als ik kijk naar zijn tekening van het Naardermeer uit de jaren twintig. Afgezien van langsrazende spoorlijnen en snelwegen is er niets veranderd.
Het is net als met dat geluksmoment: door me op de tekening te concentreren vaar ik weer innig tevreden tussen het riet. Dat geldt vast voor een heleboel mensen, maar het zal verdwijnen als die tunnel er komt...
114 - Spiegel
Een meisje van een jaar of drie loopt aan de hand van haar vader. Ze kwebbelt er vrolijk op los, telkens omhoog kijkend. Ze heeft niet in de gaten dat haar vader sneller loopt dan zij. Als ze twee stappen heeft gezet, doet ze er een huppeltje tussendoor. Zo blijft ze gelijk oplopen.
Dan die jongen van vijftien. Hij slentert over straat, handen in zijn zakken. Waar zou hij aan denken? Het naderend schoolrapport? Die net gemiste goal bij voetbal? Dat leuke meisje uit zijn klas? Achteloos schopt hij tegen een steentje.
Ze heeft er zin in; dat kun je aan alles zien. De vrouw van rond de veertig strikt haar veters nog eens, trekt haar rugzakje recht en zet er dan stevig de sokken in. Ze heeft een verende tred, waarmee ze een eind zal komen.
De meneer met de stok moet al in de tachtig zijn. Hij heeft zich voorgenomen om de expositie te bekijken en realiseert zich dat dat geen sinecure is. Je ziet hem bij elke stap nadenken, bang om te vallen. Af en toe staat hij stil om te rusten.
Tenslotte is er de vrouw van achtenveertig jaar. Twee handen gaan onder haar oksels en tillen haar omhoog, zodat ze kan staan. Daarna ondersteunt een hand haar elleboog en de andere neemt haar onderarm. Met moeite komt ze overeind en zoekt balans.
Dan maakt de vrouw kleine stapjes door de gang; behoedzaamheid is geboden! Ze schuifelt langs de spiegel en kijkt. Ze ziet een licht gebogen gestalte met een geconcentreerd gezicht en afhangende schouders. Ze lacht zichzelf toe; ze is er nog steeds!
115 - Sleutel
De beheerder van het kampeerterrein liep met ons mee. "Er zijn niet veel campings met een minder-validentoilet", zei hij niet zonder trots. De wc zag er keurig uit en op de achtergrond zongen merels en, als je goed luisterde, zelfs een nachtegaal.
Heerlijk om een poos buiten te zijn op zoek naar mooie vogels, maar na een paar uur is daar het onvermijdelijke. Achter een boom hannesen doe ik bij hoge nood nog wel, maar ik geef de voorkeur aan een speciaal ingerichte ruimte, waar de rolstoel-met-duwer in kan en de toiletpot lekker hoog is.
In de stad ken ik ze onderhand allemaal. Het stadhuis heeft een mooie, de grote warenhuizen zijn ook goed geoutilleerd. Opmerkelijk mooi is die van het Aboriginal-museum. Daar zit ik altijd stralend op!
Nieuwe openbare gebouwen hebben tegenwoordig verplicht een minder-validentoilet. Het pas geopende paviljoen van Jan's voetbalvereniging heeft werkelijk een schitterende. Maar toen ik nodig moest, bleek de sleutel onvindbaar...
Zo ook laatst, bij een andere voetbalclub. De nood was vrij hoog, kan ik wel zeggen. Gelukkig zag ik het rolstoellogo op een deur, die op slot zat. "Heb u een rolstoel bij u dan?", zuchtte de barvrouw. "Nee", zei Harry, " ik bezoek voor mijn lol wc's voor gehandicapten!"
Gelukkig kwam uiteindelijk de sleutel boven water. Gauw de deur opengemaakt, maar toen moesten er eerst drie ladders, twee grasmaaiers, een stapel stoelen en zware dozen met de hele voorraad koffie, thee en koekjes uit. Wiens hoofd roder was, weet ik niet meer. Dat van Harry, door inspanning en nauwelijks ingehouden ergernis, of het mijne. Tenslotte moest ik iets anders inhouden...
116 - Sinasprilletje
Ja zowaar, het lukte! Ik legde mijn linkerarm op het bureau en vervolgens mijn hoofd op die arm. Heel gewoon een hazenslaapje doen, zoals ik vroeger altijd even deed. Het voelde zo vertrouwd.
Twee armen tegelijk zo neerleggen ging niet. De rechter krijg ik niet meer in mijn eentje omhoog; hangt er eigenlijk al heel lang voor spek en bonen bij. Het tekeningetje van 'geef dat kind een sinasprilletje' nabootsen lukte dus niet. (Wie kent nog die reclame van misschien wel dertig jaar geleden?)
Mijn armen doen stiekem steeds een beetje minder. Poetste ik een halfjaar geleden nog zelf mijn tanden; nu gaat dat echt niet meer. Ook de contactlenzen krijg ik niet meer ingepriegeld. Noodgedwongen draag ik nu weer een bril.
Maar op een dag als deze lijkt het of er ook lood in mijn linkerarm zit. Ik gebruik hem als hefboom, waardoor ik bijvoorbeeld de telefoon bij mijn oor kan krijgen. Vandaag viel mijn hand steeds krachteloos naar beneden.
Nu wil mijn hoofd ook nog liggen; is zwaar van de gedachten. Waar zijn de vogels en het Naardermeer? Waar is Rembrandt met zijn gelukkig makende schilderijen? Waar is toch de lichtheid in mijn bestaan?
Hoe het oranje pilletje smaakte, weet ik nog precies. Het reclamejongetje met het hoofd op zijn armen voelde zich niet lekker, dat sprak voor zich. Hij kreeg een sinasprilletje, een warme kruik en ging dan gauw naar bed.
Ik wil er ook een! Dat zo’n pilletje niet helpt tegen akelige ziekten; niet tegen de dood, weet ik. Maar het doet me vast morgen weer een stukje lichter voelen.
117 - Haringparty
Het hoedje stond me goed, al was het ietsje te groot. Mijn buurvrouw heeft nou eenmaal een wat groter hoofd dan ik. Het zakte steeds een beetje over mijn ogen en dat is lastig communiceren, vooral als je in een rolstoel zit.
Ik zelf heb er maar één en dat is een carnavalshoed, zwart met roze rozen. Die kon ik natuurlijk niet op, al dacht ik daar later op de avond, alle hoofddeksels bestudeerd hebbende, anders over.
Naast een hoed hoort bij deze gelegenheid veel haring. Sterker nog: je kunt hier alleen maar haring krijgen. En lekkere drankjes natuurlijk. Dit alles nuttig je samen met nogal wat bekende Nederlanders.
Ik had het reusachtig naar mijn zin. Naast Harry waren er genoeg bekenden om het gezellig te hebben. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat ik niet veel bekende Nederlanders in mijn vriendenkring heb. Die sprak ik dus niet. Op eentje na dan.
Willibrord Frequin grijnsde me aan en zei: "Er lopen hier veel mooie vrouwen rond. Een beetje snob natuurlijk, maar daar houd ik wel van. U echter hebt de mooiste lach van allemaal!"
Maar liefst vijf haringen heb ik op. Vanwege het koude voorjaar waren er geen nieuwe, zoals traditioneel op dit feest, maar mij hadden ze rustig kunnen bedonderen. Ze smaakten me uitstekend.
Toen we weg gingen stond Willibrord weer naast me. Terwijl hij zijn arm om een mooie vrouw sloeg, zette hij zijn vorige uitspraak kracht bij: "U was de top!" Ik keek nog eens achterom, overzag het hoedenfestijn en bedacht: "Misschien heeft hij nog gelijk ook!"
118 - Lange adem
Een heel enkele keer verslik ik me. Voor mijn omstanders is dat niet fijn, want het lijkt net of ik stik. Terwijl ik naar adem snak, kan ik geen woord uitbrengen. En dat is dan weer vervelend, omdat ik wil uitleggen dat niemand zich druk hoeft te maken. Het gaat vanzelf over. Naderhand hijg ik wel als een oud paard; ben echt buiten adem. Het duurt dan een poosje voor ik weer op adem ben.
Mijn adem inhouden lukt ook nog goed en ik deed dat vorige week nog uitgebreid.. Ik moest namelijk weer naar het ziekenhuis om te blazen, en dat is altijd een spannende aangelegenheid. Dan meten ze de hoeveelheid lucht die ik nog in mijn longen kan krijgen. Door de ziekte gaan ook mijn ademhalingsspieren achteruit.
Hoewel de ALS-tentakels zich niet dramatisch snel een weg door mijn lichaam banen (tenslotte ga ik nu al zeven jaar mee), ben ik inmiddels wel gewend aan tegenslag. Alles gaat altijd een beetje minder.
Maar wat denk je wat! In het afgelopen jaar zijn mijn longen niet achteruit gegaan! Dat is heel goed nieuws, temeer omdat bij deze ziekte zwakke longen eigenlijk altijd de oorzaak zijn van het overlijden. Een longontsteking is dan namelijk gauw opgelopen.
Hoe het kan, wist de specialist niet. Strijdlust? Doorzettingsvermogen? Mazzel? Ikzelf sluit niet uit dat de operaties in China toch hun invloed hebben gehad. Maar wat maakt het eigenlijk ook uit? En hoewel mijn longen nog maar voor de helft meedoen, zou ik wel eens een lange adem kunnen hebben!
119 - Serre
De jaren voordat mijn vader overleed, zes jaar geleden, deed hij niet veel meer. Graag zat hij in zijn serre, las de krant, at en dronk waar hij zin in had en keek naar buiten. Daar was een kleine achtertuin.
In die tuin stond een vogelhuisje. Er hingen pinda's en vetbollen en dagelijks strooide mijn vader broodkruimels op de tegels. Merels, mussen en mezen zochten hem op en pa bestudeerde hun gedrag.
Daarom bekeek hij ook zijn tuinvogelboek. Als je langs kwam, vertelde hij dan wat hij allemaal had gezien. Hij pakte het boek erbij en wees enthousiast naar de illustraties.
In die jaren probeerde ik regelmatig thuis op bezoek te gaan. Dat lukte natuurlijk onvoldoende, want mijn dagen waren overvol met werk, kinderen en huishouden. Sociale contacten moesten het sowieso ontgelden.
Mijn vader vond het niet erg dat ik zo weinig kwam. "Kind, ik begrijp het wel. Je hebt het ook zo druk". Maar als ik dan eens in die serre zat, overviel me het kleine van zijn wereld. Hoe kon je tevreden zijn met enkel vogels in je tuin?
Ik leerde wel om samen met pa 'stil te vallen'. We hebben in zijn laatste jaar ook behoorlijk wat gepraat. Dat deed ik daarvoor eigenlijk nooit zo. Waarschijnlijk kwam het, doordat ik dat jaar al ziek was; ik had en nam meer tijd voor thuis.
Van de week was er consternatie in ónze serre; er zat een grote bonte specht in de hazelaar! Gauw het tuinvogelboek van pa erbij gehaald. Wat een mooi beest is het toch en wat leuk! Zoiets maak je niet vaak mee in je tuin!
120 - Noordwijk
Daar zat ik zomaar in een strandtent met uitzicht op zee en de ondergaande zon! We aten sliptongen en dronken koele witte wijn. En dat, terwijl ik voor die middag had gepland om boodschappen te doen en bij iemand langs te gaan.
Hij wist dat hij me overviel, maar als ik tijd had zou hij me komen halen. Mijn goede vriend Hans kon onverwacht een middag vrij nemen en het was mooi weer bij hem in Noordwijk.
Ik liet een bewolkt Utrecht en een afgezegde afspraak achter me en verheugde me op de duinen. Misschien zouden er nog wel nachtegalen zitten! Zo niet, het zeelandschap is voor deze inlandse altijd een feest.
Hans reed een uur naar Utrecht en weer een uur terug. En dat 's avonds nog eens. Allemaal om mij een leuke middag te bezorgen. Als hij dit leest, zal Hans verongelijkt en misschien zelfs een beetje boos reageren.
"Ik doe dit niet alleen voor jou! Zelf geniet ik hier ook van. En autorijden vind ik helemaal niet erg". Dat kan wel zo zijn, maar je moet het ook maar doen. Ik heb niet zoveel vrienden zoals hij!
Hans duwde de rolstoel over de Noordwijkse boulevard en door de schitterende duinen. De nachtegaal zat er, al zong hij niet uitbundig. Het broedseizoen is ook onderhand voorbij en dan stoppen alle vogeltjes met fluiten.
Maar dít vogeltje zong het hoogste lied toen ze de zilte zeelucht rook en door het duinzand hobbelde. Ze was zomaar een dagje op vakantie. Dank je wel, Hans!