51 - Verlanglijstje
Als kind kon ik me er zo op verheugen: Sinterklaas! De gezelligheid, de sfeer, maar vooral natuurlijk de cadeautjes! Weken, nee, maanden vooraf had ik het verlanglijstje al klaar. Vijf of zes mooie en leuke, felbegeerde dingen. Ik kan me zo’n lijstje nog wel herinneren van toen ik een jaar of acht was. Een pop, een keukentje, een leesboek, een kettinkje en een paarse trui.
Eindelijk begon dan het avondje van Sinterklaas. Ik zat met mijn vader, moeder, broer en zus in de kamer, geklop op het raam en daar stond een zak vol cadeautjes op de stoep! Om de beurt mochten we een pakje uitpakken.
Ik was aan de beurt en kreeg het keukentje! Blij was ik ermee, maar keek alweer vol verwachting uit naar het volgende pakje. En ja hoor, daar kwam het boek! En later ook nog de pop! Het werd steeds gezelliger en tot mijn verrassing kreeg ik ook dingen waarom ik helemaal niet had gevraagd! Maar waar bleven nou mijn trui en het kettinkje?
Eind van de avond was ik toch een beetje teleurgesteld. Ik had zo graag alles gehad. Mijn moeder zei: ‘Ach, als je goed je best doet, komen die trui en dat kettinkje heus nog wel’. En de volgende dag was ik innig tevreden met alles wat ik had gekregen.
Deze jeugdherinnering schoot me de afgelopen dagen te binnen. Ik had na de operatie hier in Peking namelijk ook zo graag echte vooruitgang in mijn handen en armen gehad en zonder hulp kunnen lopen, zodat ik voor dagelijkse dingen minder afhankelijk van anderen zou zijn. Die echt zichtbare verbeteringen had ik niet alleen voor mezelf graag gewild, maar ook voor al die mensen die ons zo hebben gesteund. Dat ik niet alles van mijn Chinese verlanglijstje had gekregen, stelde me dus een beetje teleur.
Maar aan de andere kant: het beginnende verlies aan spraakvermogen is volledig verdwenen en daar had ik niet eens om gevraagd! En ook het ademhalen gaat makkelijker (o zo belangrijk voor een ALS-patiënt!). Mijn balans is beter, evenals het lopen en ik voel me gewoon energieker.
Thuis en in revalidatiecentrum De Hoogstraat ga ik verder mijn best doen om de wat achtergebleven ‘onderdelen’ op te krikken. Misschien krijg ik die cadeautjes dan de komende maanden nog wel! Ik ben dus toch heel erg tevreden en dolblij dat we naar Peking hebben kunnen gaan.

52 - Koppie
“Gaat u toch maar even langs de radioloog in het ziekenhuis. Die maakt een echo van uw been. Ik vertrouw het niet helemaal”, zei de huisarts. Het was maandagmorgen, iets meer dan een halve dag na onze landing vanuit Peking. Ik lag op bed met een enorm opgezwollen linkerbeen, tenminste twee keer zo dik als het rechter.
Bijna de voltallige familie plus wat vrienden zwaaiden ons toe in de aankomsthal van Schiphol. Terugzwaaien ging niet, dat wist ik, maar lopen wel! Mooi rechtop, aan Harry’s arm. Zo had ik me dat voorgesteld. Maar het been was al twee dagen dik en pijnlijk en ik liep beroerder dan voor de operatie. Dus bleef ik in mijn rolstoel.
Champagne, taart, bloemen, kaarten, bonbons. Thuiskomen in een verbouwd en schoon (met dank aan de familie!) huis. Het weerzien met de jongens. Alles was geweldig, heerlijk, ontroerend. Maar het been deed zeer en ik trok me vroegtijdig terug in bed.
“Daar was ik al bang voor, trombose”, zei de radioloog. “U moet aan de bloedverdunners”. Eerst dacht ik nog dat een paar pillen me snel van het euvel zouden afhelpen. Maar dat lag anders. Zo'n bloedstolsel door te weinig beweging, want dat is een trombose, verdwijnt niet zomaar. En een been heeft niet direct weer zijn eigen vorm.
Harry kreeg uitgelegd hoe hij mijn been tot bovenaan toe moest inzwachtelen. Dat moet elke dag, een week of drie. Vervolgens leerde hij, hoe hij, misschien wel maandenlang, het bloedverdunnend medicijn in mijn buik moet spuiten. En tenslotte hoe hij mij een jaar lang een steunkous aan en uit doet. Zuster Harry.
Zojuist keek ik uit mijn vertrouwde werkkamerraam en zag tussen de Hollandse, druilerige regenwolken een kleine opening ontstaan. Iemand keek naar me, zei iets tegen een ander en knikte tevreden. Het wolkendek sloot zich weer.
Wie het waren weet ik niet, wel wat ze hadden bekokstoofd. “Met Loes gaat het sinds haar operatie veel te goed. Dat kan natuurlijk niet. Wat doen we eraan? Nog een ernstige ziekte? Nee, dat is té. Bovendien, dat kan altijd nog. Weet je wat? We doen een trombosebeen; dat is pijnlijk, lastig en het duurt lang. Dat zal haar leren”.
Ze hebben hun zin. Na die geweldige overwinning in China hebben ze me toch klein gekregen. Niks: ‘Kop op, het gaat weer over’, zoals iedereen zegt. Het gaat over, ik weet het, maar mijn koppie hangt. Al dagen.

53 - Bets
Een gezwachtelde voet past niet in een normale schoen. Om die reden droeg ik de afgelopen dagen sloffen. Grijze, vilten pantoffels met klittenband. Mijn opa had ze ook, of bestond er toen nog geen klittenband? Een wijde broek erboven, anders paste mijn been er niet in.
Opeens herinnerde ik me mijn oude hardloopschoenen. Zes jaar geleden (het lijken er wel zestig) liepen zij mij over de finish van de kwart marathon van Utrecht. Een koploper was ik niet bepaald, maar die tien kilometer haalde ik toch maar mooi!
Jarenlang vergezelden de schoenen mij naar mijn dierbare, donderdagse trimgroep. Een gemêleerd gezelschap draaft dan rond de Berenkuil, de een snel en lenig, de ander op een sukkeldraf. Iedereen die zich sportief opstelt is er welkom en gewaardeerd.
Ik voelde me er zeer op mijn gemak, ook toen het rennen me steeds slechter af ging. Vaak liep ik op met Bets. Ze had het hardlopen ontdekt op haar negenenzestigste, maar toen ze de tachtig was gepasseerd liep ze ook niet meer zo snel.
Met haar Utrechtse nuchterheid en logica vertelde ze over het leven in de oorlog, de bakkerij aan de Oudegracht, haar gezin met veertien kinderen. Altijd moedigde ze me aan. Ook zij zag mijn moeizamer lopen, maar steeds weer prees ze mijn wilskracht. "Zolang je komt, ben je er", zei ze dan.
Vandaag heb ik mijn sportschoenen weer aangetrokken. Het trombosebeen slinkt al aardig, en mijn voet paste in de schoen. Joggingbroek en sweater erboven en alles voelde anders, actiever, sportiever!
Ik stond weer steviger, rechtop, neus in de wind. Ik liep weer kleine stukjes, alleen of met minimale steun. Net als in China, kort na de operatie. En met plezier deed ik mijn oefeningen aan de klink van de keukendeur: kniebuigingen en looppassen.
En terwijl ik daar zo stond, dacht ik aan de trimgroep. Als het bewegen weer iets beter gaat, wil ik hen gauw eens opzoeken. Trimmen zal niet gaan, een stukje lopen wellicht wel. Helaas is Bets overleden. Maar in gedachten zie ik haar blije gezicht en hoor het haar al zeggen: "Zolang je loopt, zit je niet!"

54 - Benenspreekuur
Omdat ik een steunkous krijg, hoef ik niet meer naar het Diakonessenhuis voor het ‘benenspreekuur’. In dat uur zwachtelen vaardige verpleegstershanden trombosebenen. Ik stelde me een wachtkamer voor vol vrouwen op leeftijd met dikke benen, de één nog moeizamer lopend dan de ander. Daar bleek niets van waar; iedereen kan een trombosebeen krijgen.
Nu alles thuis weer wat rustiger is geworden, houd ik weer tijd, maar vooral aandacht over voor andere zaken. Bijvoorbeeld de mede-ALS-patiënten uit China. Hoe zou het met hen zijn? Joop uit Hilversum maakt het goed. Hij is nog maar net thuis. Ook Theo en Filip uit Vlaanderen zijn tot nu toe dik tevreden.
Barbara uit Engeland werd een dag na mij geopereerd. Haar conditie was matig en verbeterde niet na de behandeling. Twee dagen na haar ontslag kwam ze terug in het ziekenhuis met een longontsteking. Ze raakte in coma en is afgelopen dinsdag met haar familie en ambulance-personeel teruggevlogen naar Engeland.
Ook Patrick uit België kreeg de stamcelbehandeling een dag na mij. Vanwege zijn zwakkere longen waren de artsen uiterst voorzichtig met hem; hij mocht absoluut geen kou vatten. Zijn verbeteringen waren bevredigend: hij kon aanmerkelijk meer met zijn handen en armen. “De babycellekes doen hun werk goed”, hoor ik hem nog zeggen. Kort na thuiskomst werd Patrick ziek. Een paar dagen geleden is hij begraven.
Ik droomde onrustig vannacht. Telkens zag ik het vriendelijke gezicht van Patrick voor me, maar vooral ook dat van zijn vrouw Frida. In China ging ze als een wervelwind over de afdeling. Ik was een tikje jaloers op haar vrolijkheid en ongebreidelde energie. Op onze afscheidsavond dronken we met hen op de goede afloop…
Een operatie is niet zonder risico's. Altijd is er kans op complicaties, zeker door verzwakking bij toch al niet sterke ALS-patiënten. Dat wist ik, maar het echt beseffen van de consequenties deed ik niet. En dan liet ik mijn koppie al hangen bij dat trombosebeen! Barbara en Patrick hadden er vast alles voor overgehad om naar het ‘benenspreekuur’ te mogen. Desnoods iedere dag.

55 - De Dwaasheid
“Het is dwaasheid!” Ik schoof, hangend aan vier armen, over de besneeuwde stoep naar de auto. We hadden een afspraak in Houten om rond half zes het nieuwe huis van vrienden te bekijken. Om acht uur wilden we weer thuis zijn om een uitzending over ALS te zien, waarin ik ook voorkwam.
Normaal is dat met de auto prima te doen. Je rijdt in een kwartiertje naar Houten, bekijkt ruim anderhalf uur het huis en bent dan keurig voor achten weer thuis, compleet met het eten dat je volgens plan bij de Chinees hebt gehaald.
Maar dat liep van de week anders. We begonnen al verkeerd, namelijk te laat. Om kwart voor zes reden we van huis en glibberden stapvoets de straat uit. Het bleef maar sneeuwen.
Ik opperde voor de tweede keer om niet verder te rijden. Hooguit een rondje om het park, want die witte wereld was wel prachtig om te zien! Maar Harry dacht op de grotere wegen geen last te hebben van de sneeuw. Bovendien komt hij graag zijn afspraken na.
Vooral de bomen waren schitterend. Een witte sneeuwlaag accentueerde de grillige, donkerbruine onderkant van de takken. Het één versterkt het ander. Dit bedoelen de Chinese wijsgeren met yin en yang, mijmerende ik, terwijl we met een snelheid van vijftien kilometer per uur de Berenkuil passeerden.
“We kunnen er bij het Stadion nog af”, zei ik voor de laatste keer. Harry werd nu nijdig en vond me ontstellend eigenwijs en halsstarrig. Dus genoot ik verder maar van het stille, witte landschap met donkere hoopjes schaap en koe. En ik filosofeerde verder: zwart en wit, ja en nee, stoppen en doorgaan, yin en yang. Het één bestaat dankzij het ander.
Net voor zeven uur bereikten we het nieuwe huis. Er lag wel vijftien centimeter sneeuw en ik durfde geen stap te zetten. Harry en onze vriend droegen mij naar binnen en tien minuten later weer naar de auto.
In die tussentijd bekeken we het huis, althans Harry. Ik zag alleen de woonkeuken; voor de rest van het huis moest je trappen op. Onze jassen hielden we maar aan. Om kwart over acht waren we thuis, weer te laat dus.
Hongerig en uitgeput van het ingespannen rijden zei Harry: “Het komt niet vaak voor, maar áls ik ongelijk heb, dan geef ik dat graag toe: dit was dwaasheid”. En we konden samen lachen, Yin en Yang.

56 - Terrasje
"Lekker hé, zo'n bruine boterham met kaas!" De vrouw zei het met haar vriendelijk glimlachend gezicht net iets te dicht bij dat van de man en net iets te hard. Hij moest iets mankeren, anders zat hij niet in revalidatiecentrum De Hoogstraat zijn lunch op te eten.
De huiskamer is een uitkomst. Tussen de therapieën door kun je hier terecht voor een kopje koffie, of om je lunch op te eten. De gastvrouwen zijn vriendelijk en behulpzaam. Ze schenken je koffie in en brengen je desgewenst naar de diverse therapie-afdelingen.
"Het is hier net een terrasje!", verkneukelde een andere gastvrouw zich."Er strijkt van alles neer". Ze keek iedereen even gezellig aan. De vrouw in haar rolstoel, de heer met zijn wandelstok en ook de man die net zat te vertellen dat hij onder het mes moest om een tumor uit zijn hoofd te laten verwijderen.
Waarom gingen mijn stekels overeind staan en begon ik nors te worden? De huiskamerdames waren toch gewoon aardig tegen iedereen? En die etende meneer had door hen toch wat aanspraak?
Ik weet wel waarom. In de eerste plaats natuurlijk omdat ik helemaal niet in deze huiskamer wil zitten. In elk geval niet als patiënt. Dat heet hier trouwens revalidant. Als je hier bent, dan mankeer je iets, variërend van vage pijnklachten tot een totale verlamming. En dat wil niemand, dus ook ik niet.
Maar er is nog iets.
Jarenlang werkte ik zelf, als muziektherapeut, in de gezondheidszorg. Wat deed ik mijn best om gewóón te doen tegen de cliënten; mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, ouderen met Alzheimer. Om uit die kneuterige, betuttelende sfeer te komen, waarin de hulpbehoevende wordt benaderd als een kind. Later op de Hogeschool gaf ik daar zelfs cursussen in!
Die gezelligheid is nu eenmaal niet gewoon. Je zegt anders toch ook niet tegen iemand die naast je op een terrasje zit te niesen: ‘Tjonge, dat wordt thuis sinaasappeltjes persen!’ Tenzij je een borrel teveel op hebt.
"Is uw taxi er nu nóg niet, meneer Van de Wal? Ik zal gauw even bellen". Weer die net iets te harde, opgewekte stem, dat gespeelde gezellige. "Ach, ik heb geen haast, hoor”, was het antwoord. “En anders ga ik wel lopen." Meneer Van de Wal zit in een rolstoel en mist beide benen. Vrolijkheid van de gehandicapte zelf is toch anders, échter vooral.

57 - Keukenwoud
"De vormgeving van de spoelbak prevaleert boven die van de kraan", hoor ik mezelf zeggen. We lopen dan alweer voor de derde keer rond in het bedrijf dat zich onder meer heeft gespecialiseerd in keukens en zijn al ruim drie uur bezig. Over de vorm en kleur van kastjes en aanrechtblad hebben we dan inmiddels een besluit genomen.
Wat een zin en wat kwam hij er vloeiend uit! Sinds de stamcelbehandeling in China spreek ik nog steeds een stuk beter en vooral sneller. Dat is maar goed ook, want de keukenspecialist en onze architect bakkeleien aan een stuk door over maatvoeringen, kleurstellingen, vlakverdelingen en plinthoogten. De radste redenaar zou nog moeite hebben om ertussen te komen.
Ik zoek bevestiging bij Harry, maar zijn waterige ogen verraden een niet onderdrukte, stiekeme geeuw. Een intense moeheid heeft zich uiteindelijk van hem meester gemaakt en hij heeft me niet gehoord. Mijn zin vervliegt; ik zie de woorden nog net verdwijnen tussen een koelkast en een stoomoven. Mijn ogen zijn ook moe, trouwens.
Voor gewone mensen is het uitkiezen van een nieuwe keuken al een haast onmogelijke opgave. Zoveel keuzes en dan dat geld! Wij moeten ook nog nadenken over een goede doorgang met een rolstoel en over de plaats van de oven. Ik wil er zittend in kunnen kijken.
Het is gek om te beslissen over een kookplaat met of onder wokbrander, terwijl ikzelf nooit zal wokken. Of over wel of geen kastjes boven het aanrecht, terwijl ik er nooit iets in zal zetten. En waarom doen mijn ogen toch zo zeer?
De operatie in Peking heeft mijn handen en armen nog steeds niet verbeterd. Het lopen laat ook te wensen over. Een actieve rol zal ik dus niet spelen in de nieuwe keuken. Die is weggelegd voor Harry en de jongens. Toch wil ik overal over meebeslissen.
Eindelijk valt er een stilte tussen adviseur en architect, die overigens uitstekend met ons meedenken. Ik herhaal mijn volzin over vormgeving van bak en kraan en prompt begint de ronde langs álle kranen en spoelbakken. Harry leeft gelukkig weer wat op, maar nu haak ik zelf even af.
Mijn blik dwaalt door het keukenwoud en ineens zie ik de oorzaak van mijn zere ogen. Felle, harde halogeenlampjes schijnen venijnig in mijn gezicht. Ze zitten keurig weggestopt onder al die kastjes, boven al die aanrechten. Voor gewone mensen althans, niet als je in een rolstoel zit!

58 - Palmpasen
Pieter heette hij en ik kon zien, dat hij de hele zaterdagmiddag hard had gewerkt. Twee latjes aan elkaar getimmerd, met geel en rood crêpepapier omwonden. Hij had het kruis versierd met buxustakjes, een haantje van brood, paaseitjes en andere lekkere dingen.
De 'palmpaastak' kwam van de verkennerij die hoort bij onze parochie, een fenomeen dat in mijn jeugd een belangrijke rol speelde, maar daarna eigenlijk niet meer. Een week voor Pasen herdenkt de katholieke kerk Jezus’ glorieuze intocht in Jeruzalem. De tak staat symbool voor al het goede, dat Christus over had voor de medemens.
Ook ik versierde als katholiek kind palmpaastakken. Samen met mijn klasgenoten bracht ik ze naar het bejaardenhuis, waar oude mensen onze mooie maaksels dankbaar in ontvangst namen. Liever had ik het mijne zelf gehouden, maar ik leerde dat het nobel was om iets over te hebben voor anderen. Bijvoorbeeld oude en 'zielige' mensen.
En dit jaar kreeg ik zelf zo’n tak... Ik was verrast op twee manieren. Aangenaam, omdat dit aardige jongetje zo zijn best had gedaan om voor mij iets moois te maken. En ook omdat de parochie, waarvan ik niet eens actief deel uitmaak, aan mij had gedacht.
Maar er ging ook een schokje door me heen. Hoewel ik zo mijn best doe om niet zielig te zijn en te lijken, behoor ik toch tot de groep hulpbehoevenden die deels is aangewezen op de zorgende gemeenschap. Ik heb nou eenmaal een ernstige ziekte.
De paastijd raakt me elk jaar weer. Het lijdensverhaal van Jezus is ook zo prachtig weergegeven, vooral in muziek. Het liefst ga ik naar de Johannes Passion van J.S. Bach. Maar ook het Stabat Mater van Pergolesi bracht mij menigmaal tot tranen.
En nu moest ik weer huilen. Om mijn huidige plaats in de maatschappij; die van ontvanger van de paastak. Ook door Pieter, die zo'n moeite voor me had gedaan. Goed opgevoed als hij was, bedankte hij aanvankelijk voor mijn aangeboden stroopwafel. “Nee, dat hoeft niet”.
De tak staat nog onaangeroerd in de kamer. Vandaag zag ik tot mijn schrik dat het haantje inmiddels witte haartjes op zijn kop heeft: het begin van schimmel. Ik had het natuurlijk moeten opeten.
De chocolade-eitjes bewaren we voor zondag, beste Pieter, die smikkelen we dan lekker op. En ik ben blij dat je mijn stroopwafel toch hebt willen aannemen!

59 - Zin
Heeft mijn leven zin? Wie stelt zich deze vraag niet, op zijn tijd?
En welke betekenis ken ik mijn leven dan toe? Voor mij is dat: gelukkig zijn en het goed hebben met diegenen die mij dierbaar zijn. Dat zal voor de gemiddelde lezer van dit stukje niet anders liggen.
Die dierbaren moeten er dan wel zijn, natuurlijk. Ook gezondheid en een behoorlijk inkomen zijn prettige voorwaarden om, al is het misschien maar af en toe, dat geluksgevoel te hebben.
Mijn ziekte is een lelijke streep door de rekening, maar verder heb ik eigenlijk niet te klagen.
Onze oudste zoon is vrij uitgesproken in wat hij verstaat onder een zinvol leven: vriendschap, geld en chillen. "Maar je kunt natuurlijk niet niks doen", voegt hij eraan toe. "Je zult wel iets moeten doen om dat te bereiken".
Kees is de afgelopen maanden erg druk geweest met nietsdoen voor school. Hij heeft zich dan ook behoorlijk in de nesten gewerkt. Dit is voor zijn (en ons) geluksgevoel niet erg bevorderlijk...
"Wat een zinloze dag", verzuchtte Jan vanmiddag. Een slecht cijfer, niemand die wilde spelen en dan aten we ook nog eens witte bonen. Het ongeluk droop van zijn omlaag hangende mondhoeken. Hij was niet op te beuren.
En eerlijk is eerlijk: ikzelf ben de laatste tijd ook niet bepaald het stralende middelpunt. Ik heb het huishouden niet goed op de rails, kan overal om janken (bijvoorbeeld bij de vraag wat de zin is van het leven) en het liefst lig ik om negen uur in bed. Wie kan daar nou gelukkig van worden?
Ardi, die als eerste Nederlander naar China ging, is motorisch nog steeds beter dan voor de operatie. Maar zijn longen gingen wel achteruit, zodat hij nu bijna de hele dag extra zuurstof nodig heeft. Hij schreef me van de week, dat hij desondanks het leven nog zeer de moeite waard vindt.
Jeanet heeft al zeven jaar ALS en kan nog maar zo weinig... Dit weekend viert ze groots haar vijftigste verjaardag en laat daarmee zien, dat ook zij haar bestaan zinvol vindt. Wijze lessen van hen, die ik bewonder en die maken dat ik mijn best blijf doen.
Al heb ik er soms geen zin in...

Louisa
In het revalidatiecentrum ligt het in grijs. De huisartsenpraktijk heeft het in het blauw. Het ziekenhuis koos voor oranje-bruin en de acupuncturist voor bruin-oranje. Marmoleum is een mooie, praktische en duurzame vloerbedekking in allerlei kleuren.
Ik zie het graag, maar iets teveel de laatste tijd. Ik ben een frequent bezoeker geworden van medische praktijken, zoals een ziekenhuis. Doordat ik moeilijk loop kijk ik altijd naar de grond. Vandaar dat ik zoveel marmoleum zie en van alle ruimtes de kleuren uit mijn hoofd ken.
Wat ik schrijf is niet helemaal waar. Ik heb het altijd al gedaan, naar de grond kijken. Als kind had ik een spaarpotje vol gevonden geld. Het was niet zozeer dat ik zocht; ik vond het gewoon, meestal langs de stoeprand. Het was bij elkaar ongeveer vijf gulden in centen, stuivers en kwartjes. Een hele gulden vond ik nooit; voor die vijf piek heb ik dan ook jaren naar beneden moeten kijken!
Misschien dat ik daardoor van die kromme schoudertjes kreeg, zodat ik door de schoolarts naar heilgymnastiek werd gestuurd. Elke woensdag- en zaterdagmiddag moest ik in een aftands gymnastieklokaal een handdoek onder mijn tenen omhoog krullen. Nooit heb ik begrepen wat dat met mijn kromme schouders te maken had, maar na een jaar hoefde ik niet meer. Ik was erg opgelucht want de gymjuf noemde me steevast Louisa. Dat is mijn doopnaam en als kind schaamde ik mij daarvoor zeer.
Tijdens de grote opruiming laatst kwam mijn spaarpotje weer tevoorschijn, met het geld er nog in. Natellen gaat echter niet, want het Chinese houten-huisje-met-geheim-slot wil niet meer open. Mijn hoofd weet nog hoe het moet, maar mijn handen willen niet meer. Ook Kees krijgt, ondanks mijn aanwijzingen, de spaarpot niet van het slot. De inhoud zal dus altijd een geheime schat blijven!
Een grote omweg om te vertellen, dat we toch marmoleum hebben gekozen voor onze gang, keuken en serre. Zwart met een lichte marmerstructuur. Voor zover ik weet, heeft geen enkele medische praktijk deze kleur. Of toch onze tandarts misschien? Daar ben ik al lang niet meer geweest. Enfin, wat doet het er ook toe. Het spul blijft praktisch, duurzaam en mooi!

41-50  Begin  61-70