351 - Een leven vóór en na

Toen ik vijf jaar oud was, kreeg ons gezin een ernstig auto-ongeluk. Onze Renault Dauphine, waarin we met twee volwassenen en vier kinderen zaten, werd frontaal geraakt. Mijn vader had glas in zijn oog, maar verder mankeerde hij niks, net als mijn broer Joost, een nichtje en ik.

Onze zevenjarige zus Marijke daarentegen lag drie weken in coma en moest daarna alles opnieuw leren. Praten, lopen, lezen. Ze lag in hetzelfde ziekenhuis als mam, die daar maanden vertoefde als gevolg van een zeer gecompliceerde beenbreuk. Ze overleefde ternauwernood een longembolie.

Pa was toen zo wanhopig, dat hij een kapelletje de Kapellenberg bezocht in de buurt van Roosendaal. Hij bad in dit bedevaartsoord oprecht tot God voor het leven van zijn vrouw.
Voor mijn vader was er een leven vóór en na het ongeluksjaar 1962.

Laatst wees mam ons dat kapelletje aan, toen we terugreden van (alweer) een familiebegrafenis. Dit keer was mijn peetoom Frans gestorven en zijn vier dochters hadden een waardig afscheid voor hem georganiseerd.

Na het ongeluk logeerden Joost en ik maanden bij tante Annie en ome Johan, die zelf geen kinderen hadden en ons enorm vertroetelden. Vooral ome Johan, die me om onverklaarbare reden Trunte noemde, maakte diepe indruk op me.

Hij was vooral ontzettend lief. Elke dag prakte hij mijn warme eten en maakte er een taartje van. Als ik terugkwam van de kleuterschool, was er steevast dezelfde vraag: "En Trunte, heb je weer liedjes geprikt?" Gek, maar ook wel mooi, dat je zoiets nooit meer vergeet.

7 april 2011
352 - Ze zullen verschrikkelijk veel leren

En dan zit zomaar je jongste zoon in het vliegtuig naar Amerika. "Ik zal jullie missen. De poes deed een beetje onaardig tegen me. Alsof ze voorvoelt en me kwalijk neemt dat ik tien weken wegga. Ik heb niet eens fatsoenlijk afscheid van haar kunnen nemen."

Ach, het is tegenwoordig niet ongewoon dat jongeren een paar maanden op reis gaan. Sterker nog, je hoort er bijna niet meer bij als je na je middelbare school direct gaat studeren of werken.

Een zogeheten ‘tussenjaar’ nemen is nu heel normaal. De heren en dames van rond de achttien jaar hebben tenslotte hun hele leven al zo hard gewerkt, dat ze wel even pas op de plaats mogen maken. Toch?

Een tussenjaar is overigens niet per definitie een verloren jaar, al was ik daar in eerste instantie wel een beetje bang voor. Het beeld van een lange slungel, die hele dagen onderuitgezakt op de bank met zijn Play Station in de weer is, schrikte mij toch enigszins af.

Nou speelde onze Jan inderdaad menige Play Stationgame uit, maar ondertussen heeft hij maandenlang gewerkt en gespaard om op reis te kunnen, net als zijn vriendin. En vanmorgen was het dan zover.

Laatste woorden van zorg en genegenheid moesten nog gezegd. "Lief", en: "Pas goed op elkaar." "Voor je het weet zijn die tien weken voorbij." En nu is het grote avontuur begonnen. Ze zullen genieten, ontdekken hoe het is om echt zelfstandig te moeten handelen, ruzie maken om alweer een gemiste bus, schrikken van de kosten. Kortom: ze zullen verschrikkelijk veel leren.

"Goeie reis!", belde ik nog even toen ze al in het vliegtuig zaten. En nu zitten ze in de lucht!

14 april 2011
353 - De terrassen zitten tjokvol

Nog pas 19 april en het is al zomer. Hemdjes, korte broeken, slippers. Dat vinden we meteen allemaal heel gewoon. Langs de Lek stond zelfs iemand in zijn zwembroek pootje te baden. Heel gewoon, toch?

Terrassen in de stad zitten tjokvol. En dat op een gewone dinsdagmiddag. Tjokvol mensen die kennelijk niet hoeven te werken of studeren. En dat zijn er veel! Ik hoor trouwens zelf ook bij het soort, dat niks moet. Maar dat ligt natuurlijk anders.

Als je ziek bent en verlamd in een stoel zit, dan heb je een vrijbrief om nog maar weinig te hoeven. Dan wordt maatschappelijk gezien niks meer van je verwacht. Dat hindert mij nogal eens, maar -heel gek misschien- niet met mooi weer.

Naar buiten! Naar mijn favoriete natuurgebied in de buurt van Lexmond, waar ook de vogels van slag lijken op deze schitterende dag. Voor hen zijn de bomen en het riet terrasjes, waar je gezien wilt worden en naar je soortgenoten, bij voorkeur van het andere geslacht, kijkt.

Het vliegt, hipt, kwettert, zingt en danst om je heen in het net uitgelopen groen. Nou doen vogels dat altijd in het voorjaar, maar op deze uitzonderlijk mooie dag lijken ze extra haast te maken om het nest in te duiken.

Rietzangers, rietgorzen, merels, kieviten, zwartkoppen, grutto's, tureluurs, ja, zelfs sprinkhaanzangers en blauwborsten maakten elkaar het hof met zang en dans. En Dorine en ik lieten ons vermaken met hun duetten en pas de deux en dwaalden weg van de alledaagse sores van deze gewone dinsdagmiddag, 19 april 2011

22 april 2011
354 - Dit noem ik echte levenskunst

De afgelopen weken volgde ik een cursus over zingeving aan eindigheid en dood. In de collegebanken zaten hoofdzakelijk ouderen, een enkele leeftijdgenoot en ik in mijn rolstoel. Ieder om antwoord te krijgen op de vraag welke zin de dood heeft.

Boeddhisten zien de dood voortdurend onder ogen en bereiden zich al mediterend voor op het sterven. Hun leven staat in het teken van het komen tot eeuwige verlichting. Daarvoor zijn meerdere incarnaties nodig.

Westerse denkers zien het anders. De één benadrukt de existentiële eenzaamheid en angst voor de dood, de ander legt het accent op levenskunst. Haal het maximale uit je innerlijke en zorg goed voor jezelf. We kunnen ons lot niet bepalen, wel hoe we met de tragiek van ons leven omgaan. Dat laatste spreekt me wel aan.

Ik schat dat ik nog ongeveer twee jaar te leven heb. Maar misschien ook wel drie. Waarom zou ik me nu dan druk maken over mijn voorlaatste zomer? Ik ben nou eenmaal geen boeddhist en heb als westerling de neiging om mijn dood te ontkennen.

De docente vroeg ons wat we nog zouden willen doen in de allerlaatste maanden van ons leven. Nabijheid vinden met onze dierbaren, verbonden zijn met de natuur, samen genieten van mooie dingen, was ons antwoord.

En toen was daar het nieuwe boek van schrijver en columnist Martin Bril, die twee jaar geleden aan kanker overleed. Zijn vrouw verzamelde zijn overpeinzingen gedurende de laatste maanden van zijn leven.

Bril wilde helemaal niet samen zijn. Hij trok zich terug om te schrijven, alsmaar meer te schrijven. Zijn naasten vonden dat maar moeilijk. Zij wilden met hem zijn. Maar nu, na twee jaar, is zijn vrouw dolblij met die overpeinzingen en begrijpt ze dat hij deed wat hij moest doen. De zin van de dood zie ik nog altijd niet, maar dit noem ik echte levenskunst.

29 april 2011
355 - Die grote klok en die eenzame trompet

Het is echt herdenkingsweer. Helder en fris, de zon schijnt. In de wind ruisende bomen, die nog vers groene bladeren hebben. Wel al vol in het blad. In de zomer is alles donkerder groen en stoffiger, al is het dit jaar nu ook al kurkdroog.

Ik kan het niet laten om te mijmeren op een dag als deze. Harry en ik gaan meestal naar het Domplein, waar een officiële plechtigheid plaatsvindt met veel volk. Maar ik ging ook wel naar de begraafplaats en nam dan de kinderen mee. Het is er altijd doodstil, tenminste als je de uitbundige merelzang niet meerekent. Bij de oorlogsgraven staat een krans en liggen bloemen. Oud-verzetsstrijders komen daar nog jaarlijks om te herdenken. Het groepje wordt wel steeds kleiner.

Een gek idee vind ik het trouwens dat ik maar twaalf jaar na de bevrijding ben geboren. Toen was de oorlog nog maar zo kort geschiedenis. Thuis keken we altijd naar de kranslegging op de Waalsdorpervlakte. De grote klok en die eenzame trompet maakten indruk. En daarna natuurlijk het Wilhelmus.

Dezer dagen smul ik eerlijk gezegd van alle documentaires en films over de Tweede Wereldoorlog. Vooral als ze over gewone mensen gaan. Verzetshelden zijn geen gewone mensen. Wat zij deden, en ook wat joodse mensen overkwam, is zo groots, dat ik me nauwelijks met hen kan identificeren.

Zij die niks deden, niet durfden, een misstap maakten, die kan ik beter begrijpen. Het is zo menselijk om verlamd te raken door angst of bijvoorbeeld uit armoede verkeerde dingen te doen om aan geld te komen. Ik hoop natuurlijk dat ik anders had gehandeld, maar dat weet je nooit.

5 mei 2011
356 - Toespraak bij de begrafenis van mijn tante Annie

Ze staan in een halve cirkel, allemaal met een rechtervoet vooruit. Vader, moeder en dan de twaalf kinderen. Op de volgende foto zie je een ladder. De helft van de kinderen staat erop, de rest ervoor, twaalf op een rij met de handen op elkaars schouders. En dan nog één in de woonkamer. In totaal veertien lachende gezichten in de camera.

De familie Claerhoudt is een hechte. Op bijeenkomsten, helaas zijn dat tegenwoordig steeds vaker begrafenissen, is altijd iedereen aanwezig. Ooms en tantes, neven en nichten en daar weer de kinderen en zelfs kleinkinderen van.

Mijn vader Will was de oudste zoon en is alweer jaren dood. Ook mijn ooms Arthur, Frans, Jos en Ruud zijn er niet meer. En nu is ook tante Annie overleden. Zij stond bovenaan de ladder van het hele spul.

"Ons Annie hoeft niet door te leren. Zij kan meehelpen in de huishouding." Zo ging dat in die dagen. Dus zorgde Annie voor haar jongste broers en zusjes en als ze een keer uitging, ze was tenslotte een jonge blom van rond de twintig, dan hing er altijd van dat grut aan haar rokken.

Zelf bleef ze kinderloos. Ook iets, dat je in die tijd maar gewoon moest accepteren. Ze trouwde met ome Johan, een lieve man, die van koosnaampjes hield en mij bijvoorbeeld Trunte noemde. Hij overleed veel te vroeg.

Tante Annie heeft eigenlijk geen gemakkelijk leven gehad. Was het daarom, dat ze in later jaren veel klachten kreeg en aandacht vroeg? En dat met name haar jongste zus Madeleine met haar man Bert zich onverminderd over haar ontfermde?

Het is onvermijdelijk dat ook de Claerhoudt-dynastie niet het eeuwige leven heeft. Van al die vrolijk in de camera kijkende broers en zusters leeft nog maar de helft. Toch blijft de familie een hechte. We zitten hier niet voor niks weer allemaal bij elkaar.

12 mei 2011
357 - ‘Life in California’

Onze Jan zit alweer vijf weken met zijn vriendin in Californië. Vliegen naar San Diego, daar een vriend op de universiteit opzoeken, met de Greyhound naar Los Angeles, Santa Barbara en San Francisco, gelijkgestemden ontmoeten in goedkope hotelletjes. Allemaal leuk.

Over de communicatie hadden ze goed nagedacht. Met de gloednieuwe iPhone konden ze internetten, e-mailen, scypen, twitteren en ja, zelfs telefoneren. Zo konden ze de achterblijvers op de hoogte houden van hun avonturen. Totdat het wonderapparaat in een onbewaakt moment werd gestolen.

En dat terwijl zelfs ik me al had begeven op het gladde ijs van de moderne media, namelijk op feestboek (mijn spraakcomputer kent het nieuwerwetse woord ‘facebook’ nog niet) om maar niets te missen.

"Pas op, want dan wil opeens iedereen vrienden met je worden", waarschuwde Kees me voordat hij me aanmeldde. En inderdaad, plotseling kreeg ik ‘vriendschapsaanzoeken’ van allerlei goede en minder goede kennissen, van een buurvrouw tot Wouter Bos aan toe.

Maar ik weet niet eens hoe ik moet antwoorden en dan is het gauw over met de liefde. Ik krijg wel een inkijkje in hoe Jan en Sofie communiceren met hun vrienden. “Life in San Diego is de shit.” Ik dacht dat hij er niks aan vond; tenslotte betekent het woord ‘shit’ waardeloos. Maar ‘de shit’ is juist helemaal te gek.

“People are scum!”, las ik vervolgens na het verdwijnen van de iPhone. Ook een term die ik voor het eerst zag en die niet bepaald aardig is. Enfin, verder gaat alles ze voor de wind en genieten ze met volle teugen. “Life in California is de shit.”

20 mei 2011
358 - Kom op, Mihai!

Al ruim twee weken lang hoop ik vurig op herstel van Mihai Nesu. En lang niet ik alleen, trouwens. Tijdens een training valt een voetballer van FC Utrecht zo ongelukkig bovenop zijn Roemeense collega, dat één van diens bovenste nekwervels breekt. Van de ene seconde op de andere is Mihai vanaf zijn nek verlamd.

Na een vijf uur durende operatie begint het wachten op verbetering. Want er moet iets van een tinteling, een beetje gevoel terugkomen, wil er hoop zijn dat hij zijn armen en benen weer zal kunnen bewegen. En dan is nog maar de vraag, hoeveel functie Mihai zal terugkrijgen.

Voor een ‘gewoon’ mens is dit moeilijk te bevatten. Als je normaal door het leven loopt, dan kun je je nauwelijks voorstellen hoe het is om verlamd en daardoor volledig afhankelijk te zijn. Laat staan als je, zoals deze jongen, topsporter bent.

Ik heb nog wel gevoel in mijn ledematen, maar ik kan mijn armen en benen ook niet meer gebruiken. Ik weet dus hoe het leven van een verlamde er uitziet. Maar ook hoe je langzaam maar zeker kunt wennen aan je huidige staat van zijn.

Dat het mogelijk is te leren omgaan met je fysieke afhankelijkheid, met zorgverleners, hulpmiddelen, enzovoort. Dat je uiteindelijk zult gaan beseffen dat jouw leven weliswaar niet meer ‘gewoon’ is, maar daarom nog niet minder (de moeite) waard.

Maar wat heb je als 28-jarige topvoetballer aan die mooie woorden? En je vrouw, en je ouders? En vooral niet te vergeten de collega-voetballer die helemaal buiten zijn schuld bij dit ongeluk was betrokken?

Mihai is mentaal sterk en positief, zeggen zijn behandelaars. Dat is heel goed nieuws, want die instelling is onmisbaar in het proces van een zo groot mogelijk herstel. Dat is tenslotte waar iedereen vurig op hoopt. En hoop, die mag je nooit opgeven. Ik wens alle betrokkenen ontzettend veel sterkte en hoop toe. Kom op, Mihai!

26 mei 2011
359 - Beestje

We waren allemaal dol op haar, die kleine tijgerkat. Beestje was mooi, slank, aanhankelijk en speels. Ze rende achter speelgoedmuizen aan, maar liever nog speelde ze met een levende. Laatst bracht ze een arme muis mee naar binnen en was er een hele middag zoet mee.

De ekster die ze ving, was net zo groot als zijzelf. Ze legde hem in de kelderkast en ze kon ons niet uitleggen wat dit eigenlijk voor nut had. Wel waren we trots op haar.

Een favoriete houding van Beestje was op haar rug liggend, met voor- en achterpootjes gestrekt, in de armen van bij voorkeur Kees. Ze was dan volkomen ontspannen. Maar verder nam ze elke mogelijkheid te baat om de straat op te glippen en ze zocht het avontuur steeds verder van huis. De drukke straat achter ons werd haar fataal.

Want nu is plotseling die kleine poes, die ons zo veel plezier en afleiding gaf, dood. Dat geeft ‘gewoon’ verdriet. Maar het doet me tevens beseffen hoe zwaar en niet normaal ons leven eigenlijk is. Hoe verdriet van een heel andere orde ons bestaan voortdurend beheerst en ondermijnt.

Troostrijk waren trouwens de vrijwilligers van de Dierenambulance, die onze poes van de straat hadden meegenomen. Harry en Kees haalden haar op en het trof hen met hoeveel respect zowel zij als Beestje werden bejegend.

Beestje was ook een ster in het vangen van vliegen en wespen. Ze danste de kamer door, net zolang tot ze tevreden een levende bonbon kon wegkauwen. Terwijl ik dit schrijf, kijk ik door het raam van de voorkamer. Daarop staat alweer een paar maanden een pootafdrukje van Beestje, als gevolg van de jacht op een bromvlieg. Voorlopig moeten we de ramen maar niet zemen.

2 juni 2011
360 - Natuurlijk ben ik jaloers

In de rietkragen langs de oevers van Vecht en IJssel zongen kleine karekieten, rietzangers en rietgorzen. Verder hoorden we merels, zanglijsters en al het andere denkbare zingend gevogelte.

Tot mijn grote vreugde overstemde de motor van ons varende vakantiehuis dit permanente, gratis voorjaarsconcert niet. Het was vanwege het zingen van de vogels dat ik de vaarvakantie dit jaar in het voorjaar wilde doen.

Mam en ik lieten ons voor de tweede keer door schipper Fred over de Nederlandse wateren verplaatsen. Een jaar geleden naar de kop van Noord-Holland, nu was Overijssel aan de beurt. Het voor een gehandicapte passagier aangepaste schip beviel vorig jaar tenslotte goed.

Spakenburg, Kampen, Blokzijl, Vollenhove. Stadjes met een rijke historie en een hoog gehalte aan grijze echtparen, die van hun pensioen genietend de terrassen bevolkten. Ze aten veelal een uitsmijter met ham en kaas, om vervolgens op hun elektrisch versterkte, identieke fietsen kalm naar het volgende torentje aan de horizon te trappen. Ook zwaaiden we ze veelvuldig toe op hun boten.

Een vredige aanblik, maar na het zoveelste pittoreske plaatsje werd ik een beetje opstandig. Jaloezie, omdat ik nooit van een oude dag zal genieten? Trouwens, zelfs met veel fantasie zou ik Harry en mijzelf nog niet op deze wijze bejaard zien worden.

Hoe dan ook, natuurlijk ben ik jaloers. Samen oud worden, dat is toch wat iedereen wil? Samen leuke dingen doen, daarvoor blijf je toch bij elkaar? Bij ons loopt het anders en dat maakt ons allebei opstandig.

Maar de honderden zwanen en tientallen ooievaars maakten een hoop goed en wat te denken van een gekraagde roodstaart! En mam begreep me wel. Dat is zo fijn van moeders. Ze begrijpen zo veel…

16 juni 2011
341-350  Begin