301 - Het voortdurende gevecht

Ze had er duidelijk zin in. Haar ogen lachten, terwijl ze zich kordaat in het water liet plonzen. Met forse slagen zwom ze het bad op en neer. Het water klotste ervan. Ik was jaloers op haar spierkracht en snelheid.

Eigenlijk zou iedereen eens moeten binnenlopen in een revalidatiecentrum. Dat werkt louterend. Al die zichtbare gebreken doen je beseffen dat je het misschien zo beroerd nog niet hebt. En hoe relatief je eigen problemen wellicht zijn.

Maar omdat je nu eenmaal niet om die reden naar zo’n ziekenhuis gaat (stel je voor dat half Utrecht en omgeving dagelijks voor de deuren van de Hoogstraat zou samendrommen om een glimp op te vangen van de minder fortuinlijke medemens), schrijf ik er maar over.

Ik kom er namelijk wekelijks en ben inmiddels gewend aan het aanschouwen van alle mogelijke mankementen. Van onzeker bewegen vanwege chronische vermoeidheid tot complete verlammingen en geamputeerde ledematen.

Uit ervaring weet ik dat kijken naar een handicap went. Er zelf een hebben ook trouwens. Wat niet went is het voortdurende gevecht om een volwaardige plaats in de relationele sfeer en in de maatschappij te veroveren of te behouden, maar dit terzijde.

Waarom kon ik mijn ogen dan niet afhouden van deze vrouw? Door een desastreuze infectie miste ze beide onderarmen en onderbenen. Onvoorstelbaar toch? Eén voet moeten missen is al verschrikkelijk.

Ze had haar protheses, waarmee ze toch kon lopen en een arm gebruiken, afgedaan. "Plain" ging ze te water, met zoveel kracht en volharding, dat ze zich ook zonder hulpmiddelen wel een weg zou slaan en schoppen naar die volwaardige plaats in de samenleving. Dáárom bleef ik almaar naar haar kijken.

2 april 2010
302 - Zijn eigen feestje

Welke moeder is niet melancholiek bij de verjaardag van haar eerstgeborene? "Waar is de tijd?", vraagt ze zich af naarmate de jaren verstrijken. "Weet je nog...", zegt ze tegen hen, die er toen bij waren. Ze haalt het fotoboek te voorschijn en iedereen moet meekijken. Ieder jaar opnieuw.

Toen werd immers alles anders in het leven! De verantwoordelijkheid krijgen over zo’n klein mensje, in ons geval een piepklein mannetje. Hij kwam te vroeg en te klein ter wereld en moest nog een paar weken groeien in de couveuse.

Vel over been was hij en lange tijd weigerde mijn moeder een gebraden kippetje te eten. "Dat doet me veel te veel aan ons Keesje denken", zij ze tegen opa. Ieder jaar brengt ze bloemen mee voor de toen kersverse en nu mijmerende moeder.

Met de goede vriendin, die mij nog altijd komt feliciteren, memoreer ik de minislofjes die ik de kleine jongen aantrok in het ziekenhuis. Ze kwamen tot aan zijn knietjes en leken nog het meest op moonboots.

Een nieuwe methode was net uitgevonden, het zogenaamde kangoeroeën. Ik kreeg het kleintje onder mijn kleren op mijn blote buik, waar het onmiddellijk in een diepe slaap viel. Een teken dat het goed was, zo.

Het kind was kerngezond en vastberaden om groot te worden en dat heeft hij ook gedaan. Drieëntwintig jaar werd hij van de week en slingers, kaarsjes en zingen hoeven allang niet meer. Kees viert tegenwoordig zijn eigen feestje.

Maar deze moeder mijmert nog elk jaar en dat gevoel wordt eerlijk gezegd steeds een beetje sterker. Want hoeveel verjaardagen zal ze überhaupt nog melancholiek kunnen zijn?

9 april 2010
303 - De moeilijkste taak die er is

"Staan de pruimen in de week?" Dit is een vraag, die dagelijks terugkeert. Althans, zo zou het moeten zijn. Ik vergeet hem namelijk nogal eens te stellen, hetgeen directe consequenties heeft.

Drie zachte pruimen snijdt de hulp elke avond fijn en doet ze door de yoghurt. Goed voor de poeperij en best lekker! Ik eet het vlak voor ik naar bed ga en meestal kan ik dan de volgende ochtend... Nou ja, je weet wel.

"Leef in het hier en nu!", zei van de week iemand tegen me naar aanleiding van mijn column over de geboorte van mijn eerste zoon. "Al dat gezever over vroeger, bah! Laat het verleden los. Dat is veel beter voor jezelf en je gezin."

Misschien niet zo aardig, maar zou ze gelijk hebben? Is het juist niet goed om herinneringen op te halen? Een mooi moment koesteren en zelfs een beetje romantiseren, is dat nou zo verkeerd? Hang ik dan te veel aan toen, en eigenlijk dus aan het leven? Want dat bedoelde ze.

Loslaten is een schone zaak en tegelijkertijd de moeilijkste taak die er is in een mensenleven. Althans in het mijne. Voor anderen is het misschien peanuts om hun dierbaren te laten gaan en niet zo vast te houden aan het leven. Voor mij niet, al zou het misschien gemakkelijker zijn voor mijn omgeving.

Maar ik kan natuurlijk best in het hier en nu leven. Ik denk gewoon aan mijn pruimen! Je kunt er ook teveel van nemen. Dan kan het flink gaan borrelen daar beneden en moet je rennen voor... Nou ja, je weet wel. Drie pruimen dus, meer niet.

16 april 2010
304 - Een zeer aangename week
“Wie zou hier allemaal in hebben gelegen?”,vroeg ik me af toen ik onder de wol van het hoog-laag bed lag. Het stond in de aangepaste vakantiebungalow
in het plaatsje Ouddorp op het Zuidhollandse eiland Goeree-Overflakkee.

Ik heb me deze vraag nooit eerder gesteld, in welk vreemd bed dan ook, maar nu liet de gedachte me niet los. Een hoog-laag bed is namelijk bestemd voor mindervalide mensen en ik vond het ineens een gek idee om één van die hulpbehoevenden te zijn.

Het gastenboek van het vakantiehuis, waar ik een zeer aangename week vertoefde met mijn moeder en meerdere hulpen, bood soelaas. De afgelopen jaren waren veel gehandicapten en hun families mij voorgegaan en hadden hun bevindingen opgeschreven.

Op een enkeling na was iedereen enthousiast over de bungalow. Ruim van opzet., smaakvol ingericht en werkelijk aan alle aanpassingen was gedacht. Dat hebben die vorige gasten en ook ik wel anders meegemaakt.

Vele rolstoelen hebben dit drempelloze pand bereden. En in die stoelen zaten mensen met uiteenlopende beperkingen, zoals een meneer met de ziekte van Parkinson, diverse patiënten met multipele sclerose, mensen met een dwarslaesie en nogal wat kinderen met meervoudige handicaps.

Allemaal zijn ze in hetzelfde bed gehesen of getild, omgedraaid en waarschijnlijk ’s nachts een keer gekeerd. Hun kussen werd zorgvuldig onder hun hoofd gelegd, kreunend en kwijlend hebben ze geslapen en vele luiers zullen zijn verschoond.

En dan was er, las ik, nog Kiki de hulphond. Zo’n hond is afgericht om allerlei klusjes te doen voor een gehandicapte baas of bazin en is een onafscheidelijke metgezel. Maar Kiki zal toch niet ook in het bed hebben gelegen?

23 april 2010
305 - Sam: ‘kwaliteit van leven’
Je krijgt een kind. Je probeert het gezond en evenwichtig op te voeden, biedt mogelijkheden om zich te ontwikkelen op het gebied van sport en cultuur en verder moet je afwachten. Je kunt je hooguit een voorstelling maken van de toekomst en iedere ouder zal zich wel eens betrappen op een wat erg rooskleurig beeld. Je ziet een profvoetballer of topchirurg in de dop.

Niet de ouders van Sam. Hij kreeg op zijn derde een zeldzame spierziekte en toen hij een jaar of vijf was, moesten zij beslissen of en zo ja, wanneer ze toestemming zouden geven om hun zoon te laten inslapen.

Doordat hij vrijwel volledig verlamd was geworden, blind, nagenoeg doof en binnenkort moest worden beademd, was Sam's toekomstbeeld dusdanig somber geworden, dat doorgaan met behandelen onwenselijk en zelfs onmenselijk werd bevonden.

In de prachtige reportage die Ria Bremer maakte van het gezin, was te zien hoe ouders en behandelaars worstelden met het begrip ‘kwaliteit van leven’. Wanneer is een bestaan niet meer de moeite waard en wie gaat daarover? De betrokkene zelf natuurlijk, maar een kind jonger dan zestien wordt nog niet wilsbekwaam geacht.

Sam ontplooide zich tot een vrolijke, intelligente en leergierige jongen. Zijn levenslust won het ruimschoots van zijn beperkingen, ook toen hij volledig aan de beademing moest. En dat maakte dat zijn ouders geen besluit namen over beëindiging van zijn leven.

Sam rondde zijn middelbare school af en woont, inmiddels vijfentwintig jaar oud, zelfstandig. Hij beslist nu zelf over zijn leven en peinst er niet over ermee te stoppen. Hij geniet immers van zijn bestaan! Stel je voor dat hem dit was ontnomen...

30 april 2010
306 - Moed en doorzettingsvermogen
"Ik lees uw stukjes iedere week en bewonder uw moed en doorzettingsvermogen." Ik was op 4 mei bij de onthulling van een plaquette op een huis aan de Prins Hendriklaan in Utrecht. Daar werden in de oorlog joodse kinderen opgevangen en vervolgens ondergebracht op een onderduikadres.

De mevrouw die me aansprak was de dochter van Truitje van Lier, oprichtster van ‘Kindjeshaven’. Het was in beginsel een opvanghuis voor onwettige kinderen, onder meer van Duitse soldaten. Maar door de oorlogsjaren heen kwamen zeker 150 joodse baby's en peuters voor enkele dagen of langer.

Truitje en haar helpsters waren jonge meiden van in de twintig. Ze vingen de kinderen op, verzorgden en voedden ze, hielden een valse administratie bij, gingen met de kleintjes naar het Wilhelminapark. Dit alles midden in een stad vol Duitsers, NSB’ers en verraders.

Ze namen enorme risico's en leefden voortdurend in spanning. Toch vonden ze zichzelf, ook achteraf, geen helden. Integendeel: ze deden wat hun hart hen ingaf. En gelukkig waren er ook veel goede burgers. Buren hielden hun mond, families namen kinderen op of gaven geld.

Eind 1944 moest Truitje onderduiken en een paar maanden later werd ‘Kindjeshaven’ opgeheven. Na de oorlog kreeg deze heldin, want dat was ze natuurlijk wel, zelf vier kinderen, van wie de jongste mij afgelopen dinsdag aansprak.

Moed en doorzettingsvermogen. Als iemand dit ten toon had gespreid, dan was het wel haar eigen moeder geweest! Vanwaar dan die interesse en bewondering voor mijn columns? Ik begreep het niet, maar kreeg snel duidelijkheid. Truitje' s eerste kind, de oudste zus van deze mevrouw dus, leeft niet meer. Ze overleed aan de gevolgen van ALS...

7 mei 2010
306 - Een redelijk aangename manier
"Mijn gemoedstoestand beschrijven? Denk je dat die te pruimen is en geschikt om voor publiek op te tekenen in een column? Schei toch uit. Daar lusten de honden geen brood van." Zo ongeveer verliep ons gesprek toen ik Harry vertelde dat ik echt niet wist wat ik deze week moest schrijven.

Eigenlijk is het een wonder dat ik al die jaren niet in een depressie ben beland. Dat ik nooit bij de pakken ben gaan neerzitten en bijvoorbeeld mijn bed niet meer wilde uitkomen. Of dagenlang in een hoekje heb zitten jammeren.

Waarom zou ik daar niet gewoon aan toegeven? Gezien wat uitspraken die ik in de afgelopen tijd heb moeten incasseren, is daar alle aanleiding toe. Want los van het moeizame fysieke geploeter, is er natuurlijk ook nog de sociale context.

Uit de directe omgeving komen soms boodschappen, die bepaald depressiebevorderend zijn. Hoe anders moet ik de uitspraak ‘je hecht te veel aan het leven’ interpreteren dan met de woorden: ‘je kunt maar beter dood zijn’?

En als iemand in een woede-uitbarsting dat laatste bijna letterlijk roept, waarom zou ik dan niet depressief worden? Nou, simpelweg omdat dat niet in mijn aard ligt. Ook ben ik nog niet klaar om dood te gaan en de laatste jaren van mijn leven, dat zijn er hopelijk nog een paar, wil ik proberen op een redelijk aangename manier door te brengen.

Nu maar hopen dat mijn dierbaren dat met mij willen en kunnen volhouden. Want anders hoeft het voor mij ook niet meer. Eén ding lijkt me voor alle partijen raadzaam: laat ik vooral niet depressief worden.

14 mei 2010
307 - De eerste gierzwaluwen
Sinds kort ben ik mij plotseling bewust van mijn eindigheid. Van het gegeven dat er werkelijk een moment komt dat mijn leven stopt. En dat dit dichterbij is dan ik tot nu toe tot me liet doordringen.

Misschien is het gek dat ik me dat pas nu realiseer. Tenslotte weet ik al zoveel jaren dat ik een dodelijke ziekte heb. En de gevolgen ervan heb ik toch aan den lijve ondervonden, dat kan ik niet ontkennen. Maar doodgaan... Daarvan heb ik me altijd verre gehouden.

"Hoe vaak zal ik deze sensatie nog meemaken?", dacht ik dit voorjaar bij het horen van de eerste gierzwaluwen. Deze overpeinzing verraste me, wat op zich eigenlijk ook verrassend is. Zo blijf ik mezelf verbazen.

Of die nieuwe bank in de zitkamer, die er nog altijd niet is. "Nou moet die een keer komen, anders kan ik er nauwelijks nog van genieten", denk ik dan. Maar direct daarna: "Misschien moeten we maar even wachten. Dan kan Harry zijn eigen meubels uitzoeken."

Gisteren waren we bij de drogist en mijn hulp kwam met een enorme pot zalf aanzetten. Zo groot, dat je er jaren mee vooruit kunt. "Doe maar een kleinere. Zo’n grote maak ik nooit meer op."

Ach, lollig is het besef van de beperkte tijd die mij nog rest allerminst. Het verwijdert me steeds verder van het leven om me heen. Alsof ik iedere keer een beetje kleiner word.

Misschien gaat het wel zo. Je bestaan wordt kleiner en je drang om door te leven ook. Het einde groeit, spreidt de armen naar je uit en je verdwijnt erin. Best een rustgevende gedachte, eigenlijk.

21 mei 2010
308 - Wat moet ik nog met al die spullen?
"U mag er gratis in, mevrouw!", zei de kaartjesverkoper. Om op deze mooie pinksterdag nou een belerend praatje over doorgeschoten positieve discriminatie te houden, ging me een beetje te ver. Maar dat was het natuurlijk wel.

Dat ik in een rolstoel zit hoeft namelijk op zich geen vrijbrief voor gratis entree te zijn. Ik ben tenslotte bij mijn volle verstand en geen kind. De begeleider daarentegen hoeft naar mijn idee niet te betalen. Zonder hem of haar kom ik nergens. En wie zegt dat de rolstoelduwer zelf naar museum, braderie, bioscoop of wat dan ook wil?

Op tweede pinksterdag mag ik graag naar de Luikse markt gaan. Een grote vlooienmarkt op het parkeerterrein van de Veemarkthallen. Het is buiten, ruim van opzet en met een enorm aanbod aan leuke, oude spulletjes.

Vroeger kocht ik veel op rommelmarkten. Een deel van onze huisraad komt er vandaan. Heerlijk vond ik het om rond te struinen op zoek naar aardige dingen voor weinig geld. En van afdingen was ik ook niet vies.

Veel kochten mijn begeleidster, mijn vriendin en ik niet, dit keer. Na twee uur slenteren had de één zere voeten, de ander zin in witte wijn op een terras en ik... Ach, wat moet ik nog met al die spullen? Mijn verzamelwoede is voorbij en de lol van zoeken en vinden is er eerlijk gezegd een beetje af. Heeft ook vast met de leeftijd te maken.

Wat betreft die gratis kaartjes ben ik trouwens wel een opportunist. Ik had natuurlijk uit principe wel voor mezelf kunnen betalen. Maar ja, het scheelde zomaar zes euro. Ik ben tenslotte toch een Hollandse, nietwaar?

28 mei 2010
309 - De gevoelige plaat
Jaren geleden, misschien wel dertig, zag ik een film die veel indruk op mij maakte. ‘Blow-Up’ was de titel en hij ging over een fotograaf, die aan het werk was in een park. Hij maakte foto's van het landschap en ook van een verliefd stelletje, dat toevallig langs wandelde en tussen de bomen verdween.

Hij ging aan de slag in zijn donkere kamer en raakte geobsedeerd door het paartje. Hij vergrootte hen uit en zag dat er iets niet klopte. Eerst liepen ze gearmd en lachend over het gras. Even later waren ze in een innige verstrengeling en daarna liep de vrouw in haar eentje weg.

Door zijn foto's alsmaar meer te vergroten, ofwel te ‘blow-uppen’, kwam de fotograaf tot de overtuiging dat hij getuige was geweest van een moord, die hij op de gevoelige plaat had vastgelegd.

Van de week was ik met mijn broer en een vriend naar de Oostvaardersplassen. In dit prachtige natuurgebied is altijd veel te zien aan vogels, maar er zijn ook in het wild levende edelherten, runderen en paarden.

En dan is er natuurlijk het zeearendenpaar met een jong. Als je geluk hebt, krijg je er een te zien! Arie met zijn scherpe blik meende door zijn verrekijker heel in de verte iets waar te nemen, dat zomaar een grote roofvogel kon zijn.

Broer Joost nam overal foto's van. Een goede telelens doet wonderen en dat zwarte stipje kwam dichterbij. Was het de zeearend? Een lichte opwinding maakte zich van ons meester. Joost liet zijn digitale camera ‘blow-uppen’ en thuis op het beeldscherm ontdekte hij vier stevige poten. Onze zeearend bleek een rund te zijn.

4 juni 2010
310 - ‘Daar zit ook wel wat in’
In de jaren tachtig was Harry gemeenteraadsverslaggever voor het toenmalige Utrechts Nieuwsblad en regelmatig nam ik een kijkje in de raadzaal. Ik genoot van de levendige sfeer en de opwinding, die vaak opspeelde gedurende de raadsvergaderingen.

Ik ontmoette allerlei aardige, weldenkende mensen, maar toch nooit heb ik de behoefte gevoeld om zelf politiek actief te worden. Ik denk dat ik wel weet hoe dat komt. Ik ben namelijk een buitengewoon slechte discussiant.

Mijn grondhouding is links. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Meer zorg voor minderbedeelden en kwetsbaren (verrek, als chronisch zieke hoor ik daar tegenwoordig zelf ook bij!), aandacht voor het milieu en tolerantie aangaande andere culturen vind ik niet meer dan vanzelfsprekend.

Maar als iemand iets anders beweert en me om de oren slaat met thema's als ‘het financiële plaatje’ of ‘veiligheid’, dan heb ik al gauw geen weerwoord voor handen. "Daar zit ook wel wat in. U heeft eigenlijk gelijk", denk ik dan. En dat zou toch een merkwaardige reactie zijn voor een gemeenteraads- of kamerlid tegen een politieke opponent.

Daarom heb ik een grenzeloze bewondering voor onze politici, die in debatten koste wat kost hun overtuiging overeind weten te houden. En mijn sympathie voor Job Cohen van de PvdA nam alleen maar toe, toen hij deze bezigheid technisch niet voor de volle honderd procent bleek te beheersen.

De vrouw van Cohen zit door multiple sclerose zwaar gehandicapt in een rolstoel. Al jaren weten zij en haar man samen het gemankeerde leven te leiden, dat hierbij hoort. Als je dat kunt, zelfs als lijsttrekker, dan verdien je het toch eigenlijk om minister-president te worden!?

11 juni 2010
291-300  Begin